Opnieuw normaal?
‘Fijn dat het nog eens slecht weer is’, zegt iemand. ‘De natuur heeft dringend regen nodig.’
‘Maar moet je dan nog wel spreken van ‘slecht’ weer?’ vraagt iemand anders. ‘Er zijn nu eenmaal allerlei soorten weer nodig, liefst afwisselend.’
Ze heeft gelijk. Te veel goed weer is eigenlijk slecht weer. Ook al voelde dat niet zo aan. En nu het kouder en regenachtig is, overtuigen we onszelf en de anderen door ettelijke keren per dag te zeggen hoe goed die regen wel is voor de planten en de bomen. Maar stiekem missen we nu al de lauwe lentebries rond onze blote armen en benen, en de lange avonden buiten. Ik geef het nog een dag of drie voordat we weer collectief gaan klagen over het weer, droogte of geen droogte.
Langzaam maar zeker gaan we terug naar normaal, zelfs wat het weer betreft.
De zon van de afgelopen weken en maanden heeft onze quarantaine ongetwijfeld een stuk lichter en zachter gemaakt. We hebben ons noodgedwongen veel meer dan anders ondergedompeld in de natuur en dat is ons goed bevallen. We hebben ervaren hoe heilzaam het is om te wandelen en te fietsen door bossen en velden. Geen betere remedie om muizenissen te verjagen en een nieuwe adem te krijgen. Vooral als we door corona veel van onze vrienden en familieleden moesten missen.
De hoop van een groene lente valt niet te negeren.
In ons hoofd blijven we in jongleren met risico’s en maatregelen. Wat als er opnieuw een uitbraak komt? Hoe vangen we alle menselijke schade op? Hoe voorzichtig moeten we in het normale leven zijn?
De regen valt gestadig neer. Gods water loopt over Gods akker. We weten niet wat de toekomst brengt en daar zijn we niet goed in. We bereiden ons zo goed mogelijk voor om zoveel mogelijk mensen veilig te houden. Dat moeten we voortdurend bijsturen. Alles wat we doen, doen we alerter dan vroeger.
Het lijkt wel een Bijbelse oproep tot waakzaamheid.
Die oproep mag verder gaan dan corona. Hij geldt ook voor een eerlijke en duurzame wereld voor ons allen. Die waakzaamheid moeten we vasthouden.