Pastoor Emile, de mentor van de nieuwe aartsbisschop [portret]
Émile Vandenbussche werd geboren op 27 juni 1930 in Anderlecht en behoorde tot de laatste grote ‘wijdingsjaren’ van het toen nog unitaire aartsbisschoppelijk seminarie. De traditie wou dat de primussen van de colleges kozen voor het diocesaan priesterschap. Kardinaal Van Roey wijdde hem tot priester op 26 december 1955.
Als typische Brusselaar, met een dubbele identiteit, werkte hij heel zijn priestercarrière in de Brusselse parochiepastoraal.
Eerst als parochievicaris in de Sacré-Cœur in Anderlecht (1955-1959), dan in Sint-Alena in Sint-Gillis (1959-1964). In 1963 kreeg hij de opdracht een nieuwe parochie te stichten in de volkswijken van Sint-Gillis. ‘Op dat ogenblik was daar veel armoede en de wijk werd gekenmerkt door de komst van vreemdelingen, toen een nieuw fenomeen’, vertelt mgr. Herman Cosijns, die hem goed gekend heeft.
‘Hij bouwde er een modern kerkje in solidariteit met de Spaanse en Portugese gastarbeiders. Het waarderen van de mensen in deze omstandigheden was voor hem belangrijk. De parochie kreeg de naam Jésus-Travaileur/Jezus-Arbeider, een bijzondere naam.
Gebed en doorleefd geloof
‘Émile Vandenbussche was post-conciliair, maar niet progressief te noemen. Vergelijk hem met paus Franciscus, die ook vrij klassiek is en tegelijk dicht bij de mensen wil zijn. Hij was een man van gebed en een doorleefd geloof, een echte innerlijke mens die leefde van zijn gebedsleven.’
In 1981 werd Vandenbussche benoemd tot deken van Schaarbeek-Noord en pastoor van Saint-Servais; niet het burgerlijke Schaarbeek, maar de veelkleurige volkswijken, die al gauw bekend en berucht waren door problemen die de concentratie van nieuwkomers met zich mee bracht. Van 1976 tot 1983 stond hij tegelijk in voor de pastorale vorming op het diocesane seminarie.
‘Hij was echt Charles de Foucauld op zijn eigen’, zegt Cosijns. ‘Via de weg van de priesterfraterniteiten van Charles de Foucauld zie ik de band met Luc Terlinden. Er is nog een andere band: Terlindens voorganger als vicaris-generaal van het aartsbisdom, Etienne Van Billoen, was zeer goed bevriend met Vandenbussche.'
Na 2000 werd Vandenbussche blind en verbleef hij in een verzorgingstehuis in Laken.
Dat hij niet meer kon lezen, en later ook niet meer kon voorgaan in de eucharistie, was voor de Brusselse priester een zware beproeving. In zijn dagelijks gebed vroeg hij God om de tekenen van het komende Koninkrijk te tonen en wist hij vanuit geloof en hoop naar de wereld te kijken. Émile Vandenbussche stierf in 2014. Hulpbisschop Jean Kockerols omschreef hem toen als ‘een priester met een unieke achtergrond en inzet’.
Paasmysterie en eucharistie
Etienne Van Billoen zei in zijn homilie bij de uitvaart van Vandenbussche dat ‘Miels’ innerlijke leven gekenmerkt werd door twee aspecten: het paasmysterie en de eucharistie.
‘Zijn geloof in de gestorven en opgestane Heer was onwrikbaar. Hij heeft het in zijn vlees ervaren. Hij die zich graag herinnerde dat er geen Pasen is zonder Goede Vrijdag, heeft vele Goede Vrijdagen gekend.
Emile was al heel lang van binnenuit doordrongen van de ware betekenis van deelname aan de eucharistie.
Het gaat daarbij niet om het uitvoeren van een ritueel of om de onderwerping aan een traditie. De eucharistie was voor hem de plaats om zich volledig aan God te geven, om zichzelf te offeren in de navolging van Christus, zodat hij zich vervolgens volledig kon overgeven aan anderen. Als Emiles geloof in het mysterie van Christus’ dood en verrijzenis zo sterk was, dan is dat omdat hij bijna 59 jaar lang zichzelf heeft gegeven in de viering van de Eucharistie.’
Een sleutel om ook de spiritualiteit van Luc Terlinden te begrijpen?