Pleidooi voor een ‘warme’ kerk
Onlangs was ik voor een uitvaart in een andere kerk. In de buurt van de ingang stond een grote kapstok en tot mijn verbazing zag ik heel wat mensen hun jas uittrekken en ophangen, voordat ze op de stoelen gingen zitten.
Het was inderdaad lekker warm in de kerk.
In mijn parochiekerk laat je zoiets wel uit je hoofd. Daar is het in de winter soms zo koud dat ik met gevoelloze vingers en tenen de zegen afwacht.
Er staat en hangt heel wat beschermd erfgoed in onze kerk, en er doet een hardnekkig gerucht de ronde dat het er niet warmer mag worden dan 16 graden om de kunstwerken in goede staat te houden. Dat de gelovigen daarbij zitten te verkleumen, is niet meer dan ‘collateral damage’.
Toch is zitten in een kerk waar je je jas kunt uitdoen een heel andere ervaring.
Zonder jas is een mens vrijer, opener, communicatiever.
Wat er in die ruimte gebeurt, spreekt je veel directer aan als je gewoon in trui of jurk zit te luisteren. We gaan toch ook niet naar de film, naar toneel of naar een lezing met onze jas aan. En in de mis zouden we bovendien veel actiever moeten zitten dan bij een voorstelling. Met een jas aan geef je aan anderen, maar ook aan jezelf, het teken dat je eigenlijk niet echt binnen bent. Dat je alweer bijna weg bent. Dat je dus veel minder betrokken bent.
Ik besef dat het niet verstandig is om in deze tijden van klimaataandacht te pleiten voor meer verwarming in de kerken. Maar misschien kunnen we – als de huismoeder die ik in hart en nieren ben – van de nood een deugd maken.
Grote kerken zijn ideaal om even te komen verstillen en voor vieringen met veel volk.
Dan is het niet erg dat het er frisjes is. Maar op de meeste andere momenten is een kleinere ruimte die goed te verwarmen is, misschien veel geschikter. Met de kleine groep die we vaak zijn, kunnen we ook samenkomen op een warme plek.
Met onze jas trekken we dan misschien ook onze afstandelijkheid uit.
Iets om over na te denken.