Rudi Vranckx koestert 'laatste' schilderij van christenen in Irak
De kerkklokken zijn verstomd in de Iraakse hoofdstad Bagdad. Rond de Sayidat al-Nejatkerk (Onze-Lieve-Vrouw van Verlichting) staat een ringmuur van beton, prikkeldraad en olievaten gevuld met cement. De belegering van de christenen is nergens zo tastbaar als hier. Sinds 31 oktober 2010 blijft de helft van de kerkbanken leeg. Toen woonde een honderdtal gelovigen de avondmis bij. Vijf aanvallers van Islamitische Staat in Irak, de voorlopers van IS, drongen de kerk binnen.
De zijdeur is doorzeefd met kogels. Het licht van de lage zon priemt erdoor binnen en werpt vreemde schaduwen op de vloer. Vader Thaer en vader Wasim werden vermoord achter het altaar. De gijzeling en de daaropvolgende bestorming door de veiligheidstroepen mondde uit in een bloedbad. Enkele maanden later kan ik met de overlevenden praten. Een vrouw als Maysoun herbeleeft het drama elke dag. Haar zoon bloedde dood op haar borst, verscholen liggend tussen de kerkbanken.
'Waar waren God en Maria toen mijn zoon stierf?', vraagt ze.
Ik volg het spoor van de bloedige ontknoping. Een schutter achter een pilaar bij het altaar komt zonder munitie te zitten en blaast zichzelf op om zo veel mogelijk slachtoffers te maken. Tientallen gelovigen hebben zich in de sacristie verschanst. Een terrorist gooit een handgranaat door een gat in het deurpaneel. De muur is zwartgeblakerd, ernaast duizenden kleine bloedspatjes. Kerim, een seminarist, wenkt me binnen.
Daar stond Rachda, enkele maanden getrouwd en zwanger. Ze belde met haar man, die buiten angstig stond te wachten. Pas goed op jezelf, want ik zal sterven. Dat waren haar laatste woorden. Op de witte muur staan twee rode handen, in bloed afgedrukt als een relikwie. Zo stierf Rachda, met beide handen in paniek steun zoekend. Begrijpt u waarom mensen dit doen? Maysoun kijkt me aan. ’Jullie zijn ongelovigen, kruisvaarders. We zullen jullie doden, dan gaan wij naar het paradijs.’Dat zeiden ze.
Bijna iedereen die ik die dag gesproken heb, klinkt verbitterd en wil weg uit Irak. Duizenden christenen zijn vermoord. In al die jaren zijn er ook honderdduizenden moslims gedood. Maar de christenen voelen zich extra belaagd. De aanval op de Sayidat al-Nejatkerk is voor vele onder hen de genadeslag. Toen God de mens geschapen heeft, liet hij in het ongewisse wanneer die zou sterven. Wij weten wanneer we sterven. Als we in Irak blijven. Als we op straat gaan en naar ons huis terugkeren, volgt de dood ons op de voet.
Het is alsof we in de rij staan te wachten om te sterven.
In een achterafzaaltje hangen tekeningen en schilderijtjes van kinderen, maar ook van volwassenen. Voor de overlevenden en hun familie is het een vorm van therapie. Zo kunnen ze de nachtmerrie in hun hoofd vastleggen. Centraal hangt er een groot schilderij, primitief, krachtig. Het altaar, de kerkbeuk, de terroristen, slachtoffers, net zoals Maysoun het me verteld heeft. Ik kan er mijn ogen niet van afhouden. Een van de overlevenden merkt mijn blik. Neem het maar mee. Wij vertrekken toch en willen vergeten. Het laatste schilderij van de christenen in Bagdad hangt nu bij mij thuis. Ik koester het als een getuigenis van waanzin en een geschiedenis met diepe wortels.
Dit ‘laatste schilderij’ houdt mijn blik gevangen, nog steeds, elke dag. Rudi Vranckx
Het kijk- en leesboek Chrétiens d’Orient. Mon Amour van Marie Thibaut de Maisières en Simon Najm (Mardaga, 272 pagina’s, 34,50 euro) wordt opnieuw voorgesteld en verkocht tijdens de Avond van de Geloofsgetuigen (Nuit des Témoins)georganiseerd door het Steuncomité voor Oosterse Christenen en Kerk In Nood in de Brusselse Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal op vrijdag 7 december vanaf 20 uur.
Deze tekst verscheen in het Nederlands in Rudi Vranckx, Mijn Kleine Oorlog, dertig jaar aan het front, Horizon, 432 pagina’s, 24,99 euro.