De Sint: hoe een opvliegende bisschop kindervriend werd [portret]
Naar verluidt verkocht de heilige Nicolaas (ca. 260/270 - 343/345), toen bisschop van Myra, tijdens het Concilie van Nicea (325) de ketter Arius uit verontwaardiging een klap in het gezicht. Van rechtgelovige bokser en verdediger van de Drie-eenheid tot aaibare kindervriend die keer op keer beweert ‘dat er dit jaar enkel maar brave kinderen zijn’... Wil de echte Sint dan nu opstaan, alstublieft?
Op risico van een bloedneus trekken we naar het Huis van de Sint in– tja – Sint-Niklaas om de goedheilig man zelf te vragen waar het nu eigenlijk op staat. De Sint laat zich bijstaan door zijn woordvoerder, Luc Vermeulen van het Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen.
‘Hoe de Sint in onze streken uitgroeide tot kindervriend is een complex verhaal’, steekt Luc van wal. ‘In de beroemde Legenda Aurea van Jacobus de Voragine († 1298) vinden we oude legenden met een serieuze historische kern, maar zonder de kindervriend.
Wél is Nicolaas een gever: niet van lekkernijen, maar van leven en toekomst.
Zo redt hij onschuldig terdoodveroordeelden, een thema dat populair werd in de iconografie. Mede door vertaalfouten en bepaalde interpretaties van de oude teksten worden die onschuldige slachtoffers almaar jonger. De drie generaals die Nicolaas volgens een oude legende van de doodstraf redde, evolueerden aldus tot de drie kinderen in de pekelton.’
Verschillende tradities
Zeker vanaf de tiende eeuw gaan de studenten aan de kathedraalscholen en universiteiten zich Sint-Nicolaas toe-eigenen als patroon. ‘Zo kwam Nicolaas almaar meer binnen in volksdevoties en folklore. Er ontstaan diverse tradities, zoals de Ludi Sancti Nicolai, liturgische spelen die werden opgevoerd in kerkdiensten of erbij aansluitend. Wellicht werd de Sint toen ook voor het eerst zichtbaar in de straten. Omdat de studenten het soms bont en boertig maakten, bande de kerk die spelen uit het kerkgebouw.’
Toch zet de volkstraditie zich voort en raakten wellicht oude Germaanse gebruiken verbonden met de Nicolaasfiguur.
‘Minstens vanaf de 15de eeuw ontstond ergens tussen Lotharingen en de Elzas het gebruik om kinderen op 5 december naar bed te sturen in de verwachting dat ze ’s ochtends cadeaus van de Sint bij de haard of in hun schoentje zullen vinden’, gaat Luc verder. ‘In 1480 noteert de nuntius in Straatsburg dat het Nicolaasfeest daar loopt van 5 tot 28 december, het feest van de Onnozele Kinderen. In de 16de eeuw vinden we voor het eerst in een boekhouding uitgaven voor speelgoed voor 6 december.’
Sint Heer Klaas
Wanneer het protestantisme zich afscheurt van de katholieke Kerk, krijgt Nicolaas het moeilijk. Hoewel er een brief bewaard is waarin Maarten Luther aan zijn vrouw zegt dat ze niet mag vergeten om tijdig de ‘Geschenke des S. Niclas’ klaar te zetten, vonden de reformatoren heiligenverering onchristelijk. ‘Zeker calvinisten bestreden de Nicolaastraditie’, zegt Luc. ‘De Sint moest uit het straatbeeld en werd ‘ontheiligd’ tot Heer Klaas. Het volk ging hem wel weer Sint Heer Klaas noemen. Vandaar: Sint-er-klaas.’
Ook de katholieke Kerk probeerde in de contrareformatie de gebruiken in te perken. ‘Zo vervaagde Nicolaas’ band met zijn christelijke roots almaar meer’, zegt Luc. ‘De Sint en zijn helper – soms een duivel, soms een zwarte figuur – kregen een pedagogische rol, vooral als boeman.’
Nieuwe bloeiperiode
Opererend in het verborgene schopte Sinterklaas het via Amsterdam toch tot in Nieuw-Amsterdam. Van daaruit veroverde hij Amerika, maar vervelde er tot de erg commerciële Santa Claus. ‘Ook in Nederland kwam er rond 1850 een nieuwe bloeiperiode voor de Sint’, zegt Luc. ‘Daar was het vooral onderwijzer Jan Schenkman die bijdroeg tot het ontwikkelen van de tradities die wij nu nog kennen.’
Maar ook die gebruiken blijven veranderen, zoals u weet. Zo gooiden Sint en Pieterbaas hun Bijbelse pedagogie – ‘wie zijn zoon liefheeft, spaart de roede niet’ – compleet overboord en werden ze een lieve opa en een knotsgekke piet, die thans gevraagd wordt ‘kleur’ te bekennen.
‘Onvoorstelbaar toch aan hoeveel gestaltes ik al handen en voeten gaf’, besluit de Sint.
‘En gelukkig dat die handen van u enkel nog schouderklopjes uitdelen’, beamen we opgelucht.