Sorry mama, je was een monster
Indy Van Noten is ziekenhuispastor in de Antwerpse Kempen.
Woensdagavond half vijf. Ik ben mijn bureau aan het opruimen en bedenk wat ik deze avond zal koken. Een strakke planning: nog naar de winkel, eten klaarmaken… Ik reik mijn vinger naar de powerknop van mijn interne telefoon wanneer hij plots afgaat: intensieve zorgen, of ik dringend kan komen. ‘Tuurlijk!’ antwoord ik, met in mijn hoofd de drukke planning reorganiserend. Ik laat het thuisfront weten dat ik later zal zijn – hoe laat weet ik niet – en vertrek naar INZO.
Daar tref ik een jonge man aan wiens moeder is opgenomen wegens auto-intoxicatie. De dame heeft waarschijnlijk niet lang meer te leven, krijg ik te horen. Hoogstens enkele dagen.
De man weet niet goed wat hij moet doen. Zijn moeder is haar hele leven gelovig geweest, maar heeft de kerk de rug toegekeerd. De laatste jaren was zij dementerend waarin zij teruggreep naar het geloof.
Ik weet niet waarom, maar ik voelde dat er meer aan de hand was. Er zou een gesprek volgen dat niet in de kamer van de patiënt kon plaatsvinden.
‘Komen jullie anders even mee naar de familiekamer? Daar kunnen we rustig zitten en bekijken wat voor jullie moeder het beste is.’
We stappen de veilige ruimte van de familiekamer binnen en al snel beginnen tranen te vloeien. De dame in kwestie was een ‘monster’, zo kreeg ik te horen. Zijn hele leven is de zoon zowel psychisch als lichamelijk mishandeld, vooral wanneer zijn moeder veel gedronken had. Er was ook sprake van seksuele mishandeling. Ik kan me niet voorstellen hoe deze man zich zijn hele leven gevoeld moet hebben. Ik wist zelf even niet meer hoe ik me voelde.
Het hele verhaal kreeg ik te horen, alle gruwelijke details. Met zijn vader heeft hij wel een goede relatie. Hij was degene die hem zo goed als mogelijk beschermde. Maar ook hij was bang van zijn echtgenote. Je weet nooit wat er zich allemaal tussen de vier muren van een huis afspeelt. In het dorp waar ze woonden had niemand iets door.
Na enige emotionele opvang, benoem ik hoe mooi, krachtig en warm ik het vind dat de jonge man en zijn vriendin hier vandaag in het ziekenhuis aanwezig zijn ondanks alles. En dat ze nog het beste overwegen voor het welzijn van deze vrouw.
Een ziekenzegening of niet? We overlopen haar geloofsleven. Ik merk dat de vrouw veel bezig was met het geloof, hoezeer dat ook in contradictie was met haar gedrag. En dat ze het niet zo had op de Kerk. Ze was vastgelopen op het seksueel misbruik. Opnieuw een contradictie die ik niet kan verstaan. Maar wie ben ik om te oordelen?
Met een klein hartje en toch wel zenuwachtig loop ik terug naar mijn bureau voor mijn materiaal.
Als ik opnieuw de afdeling intensieve zorgen binnenkom, kruist mijn blik die van de jongeman. Ik merk duidelijk opluchting bij het jonge koppel. Waren ze bang dat ik niet terug zou komen na hun verhaal?
Ik stel voor om de zegening te starten. Het koppel gaat akkoord. Ik wil hen als eerste de kamer laten betreden, maar merk dat zij liever willen dat ik dat doe. Al snel verandert de sfeer, de jongeman gaat letterlijk achter zijn vriendin staan en maakt zich kleiner dan hij is. Je voelt angst in de kamer hangen.
Ik probeer de vrouw als mens en als creatie van God te bekijken en te behandelen, en niet haar daden voorop te stellen.
Ik vertel haar dat ik hoop dat ze naast de aanwezigheid van ons hier samen, ook de aanwezigheid van Onze Lieve Heer mag voelen en start de zegening met een kruisteken.
De handoplegging volgt. Normaal gezien vraag ik aan de aanwezigen om hun handen op de zieke te leggen, maar gezien de specifieke situatie beslis ik om dat deze keer niet te doen. Ook de zegening gebeurt anders dan normaal. Terwijl normaal gezien de naasten zegenen met een kruisje op het voorhoofd, een kus of een knuffel, wordt deze keer met wijwater een kruisteken over het nog levende lichaam gemaakt.
Na de zegening zegt iets me dat het niet voltooid is, niet volledig. Opnieuw zoek ik de juiste woorden. ‘Is er iets dat jullie nog zouden willen zeggen tegen je moeder?’
Dan gebeurt er iets, in mijn ogen een wonder. De jongeman komt achter zijn vriendin vandaan en neemt de handen van zijn moeder.
‘Mama, ik hoop echt dat je in het hiernamaals liefde mag voelen, de liefde die ik in mijn relatie met mijn vriendin heb mogen ontdekken. Ik kan me niet voorstellen wat jij allemaal meegemaakt moet hebben om zulk een monster worden, want – sorry mama – maar dat was je. O wat hoop ik dat je dit allemaal mag vergeten en oprecht geluk mag vinden, liefde, warmte. Ik zal je niet missen, maar wel de moeder die je geweest had kunnen zijn. De moeder die mijn vriendin zal zijn voor onze kindjes later. Die zullen van je horen, mama. Niet over de gruwelijke momenten, dat blijft ons verhaal. Wel over de kleine momenten van menselijkheid die ik met jou heb mogen beleven tijdens je dementie. Mama, dankjewel is een te groot woord. Maar het ga je goed. Het ga je goed…’
De jongeman lijkt plots wakker te worden en laat snel de handen van zijn moeder los. Hij verschuilt zich opnieuw achter zijn vriendin en begint te huilen.
Ik stel voor om de kamer te verlaten en we trekken ons terug in de familiekamer. Opnieuw volgen tranen, een lange stilte…
‘Hoe voel je je?’
‘Wat is er daar gebeurd? Ik voelde me precies gedragen door iets of iemand! Ik heb in jaren m’n mama niet meer durven aanraken.’
Ik laat de stilte. Het lijkt me niet nodig hier iets op te antwoorden. Ook ik maakte deze godservaring mee.
‘Dankjewel. Dankjewel, dankjewel, dankjewel. Dit had ik nooit durven hopen.’
Het gesprek ging nog een lange tijd voort en er volgden nog enkele gesprekken, ook na het overlijden van mevrouw.
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Amen.
Indy Van Noten is ziekenhuispastor in de Antwerpse Kempen.