Zo stort Jezus zijn barmhartigheid uit over al wie Hij ontmoet
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Op een dag, toen Hij de stad Jericho naderde verrichtte Jezus het wonder van het gezichtsvermogen te schenken aan een blinde man die langs de weg zat te bedelen (cf. Lc 18,35-43). Vandaag willen we de betekenis van dit teken verstaan omdat het ook onszelf rechtstreeks raakt. Lucas de evangelist zegt dat die blinde man langs de straat zat te bedelen (cf. v. 35). Een blinde kon toen – en tot nog niet zo lang geleden – niet leven tenzij van aalmoezen. Het personage van die blinde staat voor al wie, ook vandaag, uitgesloten wordt omwille van een fysiek nadeel of om een andere reden. Hij staat buiten de massa, hij zit daar terwijl de mensen druk doende langs lopen opgeslorpt door hun eigen gedachten en vele andere zaken… En de straat die een ontmoetingsplaats kan zijn, is voor hem een plaats van eenzaamheid. Zoveel mensen komen langs… en hij is alleen.
Het gebod van de Wet
Het beeld van een uitgesloten iemand is triest tegen de achtergrond van de stad Jericho, de schitterende en welige oase in de woestijn. We weten dat het volk Israël juist bij Jericho aankwam na de lange uittocht uit Egypte: die stad is de toegangspoort tot het beloofde land. We herinneren ons de woorden die Mozes bij gelegenheid uitsprak: Is in een of andere stad van het land dat de HEER uw God u schenkt, een van uw broeders tot armoede vervallen, dan moet u niet hard zijn voor uw arme broeder en uw beurs niet voor hem dichthouden (…) Armen zullen er altijd blijven in het land; juist daarom gebied ik u: open uw beurs wijd voor uw behoeftige en arme landgenoot (Dt 15,7.11). Schril is het contrast tussen dit gebod van de Wet van God en de situatie die het Evangelie beschrijft: terwijl de blinde op Jezus roept, snauwde men hem toe dat hij zijn mond moest houden, alsof hij geen spreekrecht zou hebben. Men heeft geen medelijden met hem, integendeel, men vindt zijn geroep vervelend.
Onverschilligheid en vijandigheid
Hoe dikwijls overkomt het ons niet dat we, wanneer we op straat mensen zien – behoeftige, zieke, hongerige – dat vervelend vinden.
Hoe vaak voelen we ons verveeld wanneer we de vele vluchtelingen en ballingen zien. Die bekoring kennen we allemaal. Iedereen, ook ik!
Dat is de reden waarom het Woord van God ons vermaant door eraan te herinneren dat onverschilligheid en vijandigheid blind en doof maken, ze verhinderen ons de broeders te zien en in hen de Heer te herkennen. Onverschilligheid en vijandigheid. Soms worden onverschilligheid en vijandigheid zelfs agressiviteit en belediging: Jaag ze weg! Sluit ze op! Toen de blinde riep, vertoonden de mensen die agressiviteit: Ga weg, roep niet zo, zwijg!
Het voorbijgaan van Pasen
We noteren een belangrijk detail. De evangelist vermeldt dat iemand uit de menigte aan de blinde de reden geeft voor dat vele volk zeggend: Jezus de Nazoreeër komt hierlangs (v. 37). Het voorbijgaan van Jezus wordt met hetzelfde werkwoord beschreven als in het boek Exodus het voorbijgaan van de verderfengel waardoor de Israëlieten uit Egypte werden gered (cf. Ex 12,23). Het is het voorbijgaan van Pasen, begin van bevrijding:
wanneer Jezus voorbijgaat, is er altijd bevrijding, altijd is er redding!
Voor de blinde lijkt het wel alsof zijn Pasen wordt aangekondigd. Zonder zich te laten intimideren roept de blinde verschillende keren om Jezus en hij belijdt Hem als Zoon van David, de verwachte Messias die volgens de profeet Jesaja, de ogen van de blinden zal openen (cf. Js 35,5).
In tegenstelling tot de menigte ziet deze blinde met de ogen van het geloof.
Hierdoor heeft zijn smeekbede een krachtige uitwerking. Toen Hij hem hoorde, bleef Jezus staan en gaf opdracht om de man bij Hem te brengen (v. 40). Hierdoor bracht Jezus die man van de zijkant van de weg naar het centrum van de aandacht van zijn leerlingen en van de menigte.
Dubbele overgang
Laten ook wij daaraan denken, hoe Jezus ons, wanneer we moeilijke situaties hebben meegemaakt, ook situaties van zonde, bij de hand heeft genomen en ons van de straatklant heeft opgetild en ons redding heeft geschonken. Zo gebeurt een dubbele overgang. Primo: de menigte kondigde aan de blinde een blijde boodschap aan, maar wenste niet met hem van doen te hebben.
Welnu Jezus verplicht iedereen ervan bewust te worden dat de blijde boodschap betekent: wie uitgesloten is in het centrum van je weg te plaatsen.
Secundo: op zijn beurt heeft het geloof de weg van de redding geopend aan de blinde en hij bevindt zich nu te midden van de velen die op straat zijn gekomen om Jezus te zien. Broers en zussen, het voorbijgaan van de Heer is een ontmoeting met de barmhartigheid die allen rond Hem verzamelt en zo in staat stelt te zien wie hulp behoeft en troost nodig heeft. Ook in ons leven komt Jezus voorbij; en wanneer Jezus voorbijgaat, ik stel dat vast, is dat een uitnodiging om dichter bij Hem te komen, beter te zijn, een betere christen te zijn, Jezus te volgen.
Wat wil je dat ik voor je doen?
Jezus richt zich tot de blinde en vraagt hem: Wat wilt u dat Ik voor u doe? (v.41). Deze woorden van Jezus zijn merkwaardig: de Zoon van God staat als een nederige dienaar tegenover de blinde. Jezus, God, zegt: Wat wil je dat Ik voor je doe? Hoe wil je dat Ik je dien? God wordt dienaar van de zondige mens. En de blinde antwoordt Jezus en noemt Hem niet langer Zoon van David, maar Heer, de titel die de Kerk van in het begin gebruikt voor de verrezen Jezus. De blinde vraagt dat hij opnieuw zou kunnen zien en zijn verlangen wordt verhoord: ‘Kijk Me aan!’ zei Jezus, ‘uw vertrouwen is uw redding.’ (v. 42). Hij had zijn geloof getoond door Jezus te roepen en door Hem absoluut te willen ontmoeten en dat heeft hem de gave van de redding geschonken.
Een bedelaar wordt leerling
Vanaf dat ogenblik kan hij door het geloof zien en, vooral, voelt hij zich door Jezus bemind. Daarom eindigt het verhaal met de mededeling: de blinde volgde Hem terwijl hij God verheerlijkte (v. 43): hij wordt leerling. Een bedelaar wordt leerling, dat is ook onze weg: wij zijn allen bedelaars, allen.
Altijd hebben we nood aan redding. Allemaal moeten we alle dagen deze stap zetten: van bedelaar leerling worden.
Zo gaat de blinde Jezus achterna en wordt lid van zijn gemeenschap. Hij die men het zwijgen trachtte op te leggen, getuigt nu met luide stem van zijn ontmoeting met Jezus van Nazaret en Heel het volk zag het en prees God. (v.43).
Een tweede wonder
Zo gebeurt een tweede wonder: wat aan de blinde is gebeurd, leidt ertoe dat ook de menigte eindelijk gaat zien. Hetzelfde licht verlicht allen en brengt ze samen tot een lofgebed. Zo stort Jezus zijn barmhartigheid uit over allen die Hij ontmoet: Hij roept ze, doet ze bij zich komen, verzamelt ze, geneest hen en verlicht hen en zo schept Hij een nieuw volk dat de wonderen van zijn barmhartige liefde viert. Mogen ook wij ons door Jezus laten roepen en ons door Jezus laten genezen, vergiffenis krijgen van Jezus en laten we Jezus achterna gaan terwijl we God loven. Het zij zo!