Tertio: ‘Nieuwe begijnhoven zijn geen luchtkastelen’
Jezuïet en socioloog Guy Martinot is met zijn 86 jaar een bevoorrechte getuige van de aardverschuiving in de recente kerkgeschiedenis. Hij kent de cijfers goed en van naïviteit kan je hem bezwaarlijk verdenken. Hij schetst geen vrolijkmakend beeld. De situatie is bijzonder ernstig, zowel maatschappelijk als kerkelijk. De klimaatcrisis, de vluchtelingennood en nu ook nog Covid: ze zijn drie kanten van de algemene retour en arrière waarin de mensheid gevangen zit. Daarop heeft zich ook nog eens een nijpende kerkelijke noodsituatie geënt. Martinot maakt het heel concreet: In België zijn nog 2.196 priesters actief, waarvan de helft ouder is dan 75. Van die laatste groep blijft binnen 5 jaar de helft over. Het netwerk van parochies zal teloorgaan, waarmee de kerk haar fijnmazige aanwezigheid verliest. Ook het priesterschap kent een diepe crisis. Er zal altijd een behoefte aan priesters blijven, maar het ambt, het sociale statuut zal verdwijnen. Het gevolg is dat sommige priesters vandaag ‘klerikalen’ worden, vanuit een reflex tot zelfbescherming. Vervolgens is er het kerkpatrimonium, waar immobiliënprofessionals met veel appetijt naar lonken. Laten we ons geen illusie maken, 60 procent zal worden verkocht aan winkels, restaurants of nachtclubs. Dat is een trieste evolutie, want een landschap met kerk en klokketoren geeft zin aan een samenleving. Tot slot is er het financiële en seksuele misbruik. In de multiculturele samenleving zijn zij de doodsteek voor het morele krediet van de kerk. Zijn we op weg naar een geestelijk braakland of zelfs naar regelrechte woestijnvorming? We moeten ons erop voorbereiden dat heel wat structuren zullen verdwijnen.
Wonen rond een kerk
De somberheid van Martinots analyse staat in fel contrast met zijn voluntarisme en zijn onophoudelijke zoeken naar nieuwe sporen. Mijn antwoord op de maatschappelijke en de kerkelijke crisis is een model van christelijke wooncollectiviteit rond een bedreigde kerk of kapel.
Geef mensen een gemeenschappelijk ‘bouwproject’ om weer samenhang te vinden. Dat doet wonderen, heb ik ervaren. En je redt er een kerk mee.
Hoop en gratuïteit
De mosterd voor zijn model van christelijke wooncollectiviteiten haalt Martinot bij de middeleeuwse begijnhoven. Daarmee onderscheidt het zich van de talrijke cohousingprojecten die aan een gestage opmars bezig zijn. Ik kan mij niet van de vrees ontdoen dat zo’n project tot georganiseerd egoïsme kan leiden. In het begijnhofmodel of de christelijke woongemeenschap zijn daarom twee kenmerken essentieel: de erkenning van een ‘elders’ dat aanwezig wordt gebracht in het kerkgebouw, het woord en de rituelen. Daar herneemt het leven zijn zin. En minstens even belangrijk: het delen en de dienstverlening. Ik denk aan palliatieve zorg, een voedselbank, vluchtelingenopvang enzovoort. Die dienstverlening is een manifestatie van hoop en van gratuïteit.
Gensters
Maar getuigt zo’n model voor de redding van kerken niet van naïviteit of zelfs irrationaliteit in een snel seculariserende samenleving? Absoluut niet, countert Martinot. De secularisatie is onmiskenbaar, maar niet iedereen is geseculariseerd. De gensters zijn even belangrijk als het vuur. Om de kerkelijke neergang te stuiten, geloof ik niet in massamaatregelen, wel in talrijke kleinschalige initiatieven.
Béguinage du Viaduc
Dat Martinots begijnhofmodel geen luchtkasteel is, toont de Béguinage du Viaduc in de Brusselse gemeente Elsene, die hij enkele jaren geleden opende na jaren van gebed, ervaring van voorzienigheid en werfopvolging. Vandaag inspireert het pioniersproject talrijke groepen die her en der in het land nieuwe begijnhoven starten.