
De Vraagbaak: Durven of kunnen grootouders met hun kleinkinderen spreken over geloof?
Verbaal en non-verbaal
Vooreerst is ‘spreken’ over geloof erg breed: het kan gaan om verbale of non-verbale communicatie. Een eerste niveau zijn dingen bij je thuis (een palmtakje, een Bijbel, een Kerststal,…). Je kan ook iets verder gaan door een Bijbelverhaal te lezen, en nog verder door een kerk binnen te lopen of een liedje met een zekere geloofsinhoud te zingen. Verder speelt ook de leeftijd van de kleinkinderen een rol: gaat het om kleuters of pubers? Bij verbale communicatie vinden grootouders bovendien niet altijd de woorden om over geloof te spreken.
We hebben dat eigenlijk ook zeer weinig geleerd.
Kristl Van Cleemput
We moeten nochtans niet altijd ‘het juiste antwoord’ geven als kleinkinderen ons vragen stellen over geloof. Het is eigen aan geloof dat je het niet weet. Maar ook dan is het erg mooi om met elkaar in gesprek te gaan en hierover te filosoferen. Bovendien staat er al heel wat op internet, al moet je natuurlijk wel goede informatie vinden; informatie, en ook spelletjes, moeten vooral aansluiten bij je eigen beleving en taal. Geloof heeft immers altijd te maken met het gewone leven.

Authenticiteit
Dit is het belangrijkste bij geloofscommunicatie: grootouders mogen ook hun eigen geloof bevragen, en anderzijds kunnen kleinkinderen aanvoelen dat het geloof dat grootouders aanbrengen voor hen existentieel belangrijk is, los van dogmatische vragen. Tegelijk moeten we grootouders (en bij uitbreiding alle gelovigen) de kans geven tot geloofsverdieping. Vaak voelen ze zich gehecht aan hun geloof als iets dat diep goed is, los van wat er allemaal verkeerd is gegaan in de kerk. Probleem is dat de generatie tussen de grootouders en de kleinkinderen vaak meewarig doet over geloof.
Maar het geloof gaat niet over standpunten.
Joris Geldhof
Geduld en oprechte dialoog blijven belangrijk. In de praktijk helpt de kerk door op te roepen om te getuigen over, iets uit te stralen van ons geloof.
Een gesprek voorbereiden
Soms kan je je als grootouder al wat voorbereiden op een eventueel gesprek, door bijvoorbeeld een Kerststal te voorzien, of iets over Maria in de meimaand.
Er is iets anders dan anders, en dan zijn kinderen nieuwsgierig om te weten waarom.
Kristl Van Cleemput
Ook hier speelt authenticiteit een rol. Als een kind tijdens de eerste communievoorbereiding vraagt: “Hoe kan Jezus in zo’n klein stukje brood?”, vraagt het niet naar een uitleg over de transsubstantiatieleer maar naar de betekenis van de communie. Je kan dan bijvoorbeeld antwoorden dat Jezus zo dicht bij ons wil zijn dat we dit in zo’n klein stukje brood mogen voelen, en verwijzen naar het Laatste Avondmaal. Kinderen zijn dan soms verwonderd (wat erg mooi is), en ook al zijn ze even later met iets helemaal anders bezig, toch nemen ze dit in zich op.
Volhouden en jezelf blijven
Het doet grootouders vaak pijn en verdriet dat hun kleinkind niet meer gedoopt is, of erger nog, dat hun kinderen hen soms verbieden om met hun kleinkind over geloof en kerk te spreken. De beste houding is dit uit te houden, eerder dan er familieruzies mee op gang te brengen.
Dat betekent niet dat je het kruisbeeld boven de haard moet wegnemen.
Joris Geldhof
Tegelijk moeten zowel ouders als grootouders voorbij een krampachtige houding geraken. Ook grootouders mogen hun geloof beleven en er spontaan over vertellen; zo kan bij de kleinkinderen de verwondering borrelen. Grootouders kunnen in hun verdriet ook bij elkaar steun vinden en hun ervaringen delen, bijvoorbeeld in de parochie. Gedeeld leed leidt tot minder leed.