Vreemde engelen op vakantie
Vreemde steden kunnen warm zijn in de zomer. Ik begin er vol goede moed aan, bezoek een prachtig museum en stort me dan in de drukke straten. De auto’s klinken net zoals thuis. Je mag pas oversteken als het groen is en het is uitkijken voor trams. De zon schijnt ongenadig op de plaveien. Dezelfde winkelketens als bij ons schreeuwen er in een andere taal dat je koopjes kunt doen.
Ik vlucht een kerk binnen.
Het is er koel en stil, op een kudde foto’s klikkende Chinezen na. Ik dwaal langs schilderijen en altaarstukken. Ik herken lang niet alle afgebeelde heiligen, maar ik ken genoeg van de christelijke beeldentaal om de draad niet te verliezen. Maria die bezoek krijgt van een engel, drie knielende koningen bij een klein kindje in een kribbe, twee mama’s en twee jongetjes, waarvan er eentje een mini kameelharen tuniekje draagt.
De Chinezen maken foto’s, maar ze kennen de mooie verhalen die erachter zitten vast niet.
Dan zie ik een van de meest herkenbare beelden van ons geloof: een lange tafel met dertien mannen die samen zitten te eten. Achteraan in het midden zit een man met een lief gezicht. Hij slaat zijn arm om het kereltje naast hem dat in slaap is gevallen. Tegenover hem zit de ongelukkige vriend met de geldbeurs. De andere mannen kijken bezorgd of storten zich met overgave op de wijn. Wat zouden de Chinezen van deze afbeelding maken?
Ik raak er niet op uitgekeken, ook al zondigt het beeld tegen alle regels van het perspectief: de achterste mannen zijn duidelijk groter dan de voorste.
Maar dat geeft niet: wij weten allemaal hoe deze maaltijd afloopt.
Een beetje somber loop ik naar buiten. In het voorportaal wordt mijn blik getroffen door een grote foto van een groep vriendelijke, oude zustertjes. Ze kijken me recht aan, met een stralende engelenblik. We pray for you, bieden ze hartelijk aan.
Ik word uitgenodigd om mijn zorgen op een papiertje te schrijven en in een gleuf te stoppen.
Het heeft iets van een vondelingenluik, van een aflatenbriefje, van een rare vorm van bidden waar ik eigenlijk niet in geloof, maar ik doe het toch. Deze zustertjes raken mijn hart. Ze beloven te bidden voor alles waar ik van wakker lig. Ik voel me opeens zeldzaam gedragen. Ik voel dat ik er niet alleen voor sta. Zo is dat met geloof.
God is er altijd, maar soms heb je een paar echte engelen nodig om hem te zien.
Met een licht hart stap ik weer de hete straat op.