Waarom zoveel auteurs schrijven over reizen (+ 5 boekentips!)
Zowel voor de lezer als de reiziger is de weg vaak belangrijker dan het eindpunt. Dat wist ook Homerus al toen hij 800 v.Chr. zijn Odyssee schreef, waarin de held Odysseus menig mythisch monster overwint op weg naar Ithaka. Weinigen herinneren zich het doel van die reis, maar de cycloop en de sirenes zijn nog altijd deel van onze cultuur. Zin om er zelf op uit te trekken, krijg je waarschijnlijk niet van het lezen van de Odyssee. Dat was ook niet de bedoeling: de Odyssee was een les in moraal. Onderweg verliest Odysseus zijn rijkdom, macht en vrienden, waardoor hij ontdekt wie hij in de kern is. De oude Grieken hadden sowieso geen hoge pet op van andere beschavingen, dus waarom zouden ze aan toerisme doen?
Herodotus probeerde zijn tijdgenoten van het tegendeel te overtuigen, door het hele oostelijke Middellandse Zeegebied af te reizen voor zijn Historiën. Het maakt van Homerus en Herodotus de eerste ons bekende reisschrijvers.
Dichter bij God?
Fast forward naar de Romantiek, toen het idee dat de natuur ons dichter bij God zou brengen, voet aan de grond kreeg. Schrijvers sloegen aan het wandelen, al hoefden ze daar niet altijd ver voor van huis te gaan. De Britse dichter William Wordsworth componeerde zijn verzen op de cadans van zijn stappen door het Lake District. Al wat hij onderweg tegenkwam, was materiaal voor poëzie: van een bloedzuiger tot een bloemenveld. In zijn voetsporen volgde een hele stoet natuurschrijvers, die mee aan de basis stonden van de natuurbeschermingsbeweging. In de Verenigde Staten was dat John Muir, die meende dat het begrijpen en aanvaarden van de wegen van de natuur tot een bijzonder soort geloof kon leiden. ‘Wandel een hele zomer als je kunt. Duizenden zegeningen van God zullen je zoeken en je doordrenken alsof je een spons bent, en de grote dagen zullen ongeteld voorbijgaan,’ raadde hij lezers in 1909 aan.
Overigens bood en biedt een reis geen garantie op innerlijke transformatie – ook daar zijn er genoeg voorbeelden van te vinden in de literatuur.
Zo ging de Geneefse filosoof Jean-Jacques Rousseau al wandelend aan zelfmedelijden ten onder in Overpeinzingen van een eenzame wandelaar (1782) en verscheen er na de Eerste Wereldoorlog een stortvloed aan hoogmoedige reisrelazen van de hand van gevierde auteurs als D.H. Lawrence en Aldous Huxley.
Reizen als privilege
Dat de tot zover genoemde schrijvers en hun personages allemaal blanke mannen zijn, heeft niet alleen te maken met de nauwe blik van de Westerse canon. Niet iedereen had en heeft dezelfde mogelijkheden om te reizen. Terwijl Jack Kerouac in 1951 bijvoorbeeld al liftend en feestend door de Verenigde Staten trok – de trip waarop hij zijn klassieker On the Road baseerde – werden er nog altijd exemplaren gedrukt van The Green Book, een handboek van Victor Hugo Green voor reizende zwarte Amerikanen in het Jim Crow-tijdperk. In tegenstelling tot Kerouac en zijn vrienden kon zwarte Amerikanen op basis van hun huiskleur de toegang tot hotels en tankstations worden ontzegd en waren ze in sommige steden onderworpen aan een avondklok.
Niettemin zijn er altijd mensen geweest die onder onmogelijke omstandigheden schreven over reizen die ze al dan niet vrijwillig maakten. Zo vergezelde in de jaren 1850 de voormalige slaaf David F. Dorr de plantage-eigenaar Cornelius Fellowes uit Louisiana op een rondreis langs de grote steden van de wereld. Hem was beloofd dat hij bij terugkeer in de Verenigde Staten zijn vrijheid zou krijgen. Toen die belofte verbroken werd, ontsnapte hij en schreef het boek A Colored Man Round the World, waarin hij Fellowes reduceerde tot een voetnoot.
Reizen omdat het moet
Ook vandaag zijn er talloze mensen onderweg die eigenlijk liever thuis zouden zijn gebleven. In een wereld die, zoals paus Franciscus in 2019 zei, in toenemende mate gekenmerkt wordt door een ‘globalisering van onverschilligheid’ tegenover migranten en vluchtelingen, proberen schrijvers hen een stem te geven. De Mexicaanse auteur Valeria Luiselli had als tolk de taak om de verhalen van kindvluchtelingen, sommigen nauwelijks zes jaar oud, te vertalen voor gerechtsdienaars en advocaten. Vandaag doet ze dat voor een internationaal leespubliek. In haar roman Archief van verloren kinderen (2019) reist een Mexicaans-Amerikaans gezin van New York naar Arizona, terwijl vanuit Centraal-Amerika tienduizenden kinderen zonder ouders richting de Amerikaanse grens trekken. Wanneer de kinderen van het gezin verdwijnen, vloeien de twee verhaallijnen in elkaar over.
Een andere aangrijpende roman over de lange weg die migranten afleggen, is Amerikanah (2013) van Chimamanda Ngozi Adichie, over Ifemelu en Obinze die de militaire dictatuur in Nigeria ontvluchten. Ifemelu gaat naar Amerika, waar ze studeert en met haar vrienden de inauguratie van Obama viert, maar ook te maken krijgt met racisme en tegenslag. Obinze probeert in Londen een precair bestaan op te bouwen in de illegaliteit.
Zoals veel boeken over onderweg zijn, onderzoekt Amerikanah waar en bij wie je je ergens thuis kan voelen als je zo vaak bent moeten vertrekken.
De laatste vijftien jaar opereren steeds meer auteurs, net als Luiselli en Adichie, op het raakvlak tussen literaire fictie en journalistiek, en verweven actuele gebeurtenissen rond ongelijkheid, racisme en klimaatverandering in hun boeken.
Wandelen om stil te kunnen staan
Datzelfde geldt voor natuurboekenschrijvers. Milieuvervuiling en massatoerisme maken dat ze haast niet meer kunnen schrijven over de indruk die een landschap op hen maakt, zonder het omgekeerde te benoemen. En ook in dit genre, dat vaak als elitair wordt bestempeld, groeit het aanbod aan perspectieven. Zo werd Jini Reddy, een schrijfster uit Londen met Indiaas-Zuid-Afrikaanse roots, vorig jaar genomineerd voor de Wainwright Prize for Fiction met haar boek Wanderland, waarin ze plekken in Groot-Brittannië bezoekt waar natuur en religie samenkomen, zoals het heilige eiland Lindisfarne en de abdij van Iona. Onderweg onderzoekt ze hoe een vrouw van kleur een plaats kan vinden in het Britse landschap.
Reffy is verre van de enige auteur die in onze gehaaste, hypergeconnecteerde tijden zulke plekken opzoekt en erover schrijft. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt wat Wordsworth en co al wisten: het ontzag dat mensen voelen wanneer ze op een klif staan of opkijken naar een gigantisch bladerdak, doet hen zoeken naar verklaringen voor de schoonheid die ze zien – verklaringen die ze vervolgens graag opschrijven.
Omringd door grootse natuur, voelen we ons bovendien klein. Het spoort ons aan om onze eigen plaats binnen het grotere geheel te onderzoeken.
Dat is iets waar auteur Raynor Winn bijzonder goed in slaagt in Het Zoutpad (2018). In dat waargebeurde verhaal dreigt Winn haar man Moth te verliezen aan een slopende ziekte, net wanneer een rechtszaak hen hun boerderij in Wales kost. Ten einde raad besluiten ze samen het duizend kilometer lange South West Coastal Path te bewandelen. In Het Zoutpad verwoordt Winn treffend wat een reis, zelfs eentje die onder de slechtste omstandigheden begint, in het beste geval met een mens kan doen: ‘Ik kon de lucht, de aarde, het water voelen en blij zijn, zonder dat zich een afgrond van pijn opende bij de gedachte aan het verlies van onze plek daarbinnen. Ik was deel van het geheel. Ik kon in de wind staan en ik was de wind. De regen, de zee, het was allemaal ik en ik was niets. Mijn wezen was niet verloren. Het was doorschijnend, ongrijpbaar, maar aanwezig en werd sterker met elke landtong.’
5 leestips
Amy Liptrot brengt haar kindertijd door op de Orkneyeilanden. Zodra ze volwassen is, verruilt ze de eilandengroep ten noorden van Schotland voor metropool Londen, waar ze zich verliest in een alcoholverslaving. Met tegenzin keert ze terug naar Orkney, waar ze zich op haar pad naar ontnuchtering verdiept in getijden, wolken, vogels en het plaatselijke dialect – en ze zich voor het eerst echt thuis begint te voelen.
Robert MacFarlane – Benedenwereld
In dit non-fictieboek gaat de bekende natuurschrijver Robert MacFarlane letterlijk ondergronds. Terwijl hij begraafplaatsen uit de bronstijd bezoekt, opslagplekken voor kernafval verkent en zich door nauwe tunnels in het catacombenlabyrint onder Parijs wurmt, zet hij de lezer aan het denken over onze ingewikkelde relatie met de wereld onder onze voeten.
Anneleen van Offel – Hier is alles veilig
Arts Lydia heeft haar stiefzoon Immanuel al tien jaar niet gezien wanneer hij haar contacteert vanuit Israël. Nog voordat ze hem kan opzoeken, is hij dood. Ze besluit door Israël te reizen om het leven van Immanuel te reconstrueren. Uit ontmoetingen met zijn vriendin, zijn vader en toevallige passanten, leert Lydia hoe hij zich staande hield in het Israëlische leger. Onderweg vraagt Lydia zich af hoe Immanuel kon leven met zijn keuzes – en zij met de hare.
Julius, een jonge psychiater van Nigeriaanse afkomst, slentert dagelijks peinzend door de straten van zijn woonplaats Manhattan. Als zijn relatie stukloopt, houdt niets hem meer tegen om op reis te gaan en zijn verleden te ontrafelen. Onderweg – hij maakt onder meer een passage door Brussel – gaat hij het gesprek aan met een scala aan vreemdelingen, wiens anders-zijn hem helpen om zichzelf beter te begrijpen.
Hiro Arikawa – Reisverslag van een kat
Nana de kat gaat op roadtrip. Hij weet niet waarheen als hij naast zijn baasje Satoru in een zilverkleurig busje stapt. Ze doorkruisen Japan en logeren bij oude vrienden. Wanneer Nana erachter komt waarom ze op reis zijn, breekt zijn kattenhart en doet hij alles om de reis – en zijn vriendschap met Saturo – eeuwig te laten duren.
Tekst: Selma Franssen