‘Het waren blije dagen’ - Onze redacteur op kerstvakantie met daklozen van 't Vlot
Een vriendin wilde last minute af van een vakantiehuisje dat ze in een Waals dorp had gehuurd. Konden we dan niet met enkele vrijwilligers én bezoekers van ’t Vlot-straatpastoraat voor enkele dagen naar de Ardennen? Zo gezegd zo gedaan. En ik mocht mee.
Dat was gemakkelijker bedacht dan gerealiseerd. A. en B. willen niet. A. ziet ertegen op om na enkele mooie dagen te moeten terugkeren naar zijn miserie. B. gaat ervan uit dat hij bij ons geen biertjes zou mogen drinken — terwijl ik wel enkele Waalse trappistenbieren liet meebrengen.
Aviel, AK en Mohammed gaan wel mee. Het zijn drie mannen zonder wettig verblijf die al vele jaren in België verblijven en die meereizen naar een van de dunst bevolkte dorpen van het land, een groot contrast met de stad waar zij wonen. Grote luxe: er zijn kamers voor één of twee personen. Aviel verblijft immers vaak in een nachtopvang, soms op straat.
Voor een dak- of thuisloze is een smartphone een belangrijk instrument, zo blijkt. Het is de verbinding met de wereld. Opladen is dan ook van groot belang. Mohammed is een vrome moslim en luistert op zijn kamer naar koranapps. I
Met de groep maken we lange wandelingen in de velden rond het kleine dorp, over oude pelgrimswegen. We bezoeken een grote koeienstal. De boer geeft uitleg. Grote vreugde bij de gasten. Op het boerenerf staan geitjes. ‘Maeaza’, zegt Mohammed (standaard-Arabisch voor geit). Het roept herinneringen op. Bij een monument vertel ik over de Slag van de Ardennen die hier tachtig jaar geleden woedde. De dorpskerk werd toen volledig vernield. De drie vinden het fascinerende verhalen.
AK wil na verloop van tijd de rollen omdraaien. Nu moet ik luisteren. Door je huis te verliezen, en daarmee een bij jou passende plek, verlies je het laatste toevluchtsoord van je identiteit, zegt hij. Wie het nooit meemaakt, kan dit niet begrijpen. Het verlies van een eigen plek is als het verlies van een ander, van de laatste ander. Om als individu op straat te overleven, leert men vertrouwd te raken met bepaalde plekken in de buurt, men projecteert zichzelf daar en verbindt zich ermee. Dat maakt deel uit van overlevingspraktijken.
De schoonheid van de streek
AK en Mohammed noemen ’t Vlot dan ook vreemd genoeg ‘hun familie’. We zijn dus op familieuitstap naar de Ardennen. Niets anders.
‘De familie en ik bezochten het dorp waar het koud was en wij waren tevreden met de schoonheid van de streek. Iedereen maakte een foto met zijn mobiele telefoon en we praatten veel’, zo appt hij mij later.
Praten deden we bijvoorbeeld over Nederlands leren. Hoe moeilijk en duur dat niet is.
Het gaat er niet om wat we voor elkaar doen, maar wat we kunnen leren van elkaar.
Mohammed voer lang in de internationale scheepvaart en kwam aan wal met een onduidelijk statuut. Hij betrekt een heel klein kamertje dat afgekeurd werd als studentenhuisvesting. Eigenlijk leeft hij als een monnik, maar dan een islamitische. Strikt volgt hij de vijf islamitische gebedstijden. Onderweg op wandel spreidt hij zijn jas uit op de weg en knielt neer. Het is de tijd om te loven en te eren.
We spelen gezelschapsspelletjes, bakken pannenkoeken en doen gewoon wat een familie in de Ardennen doet. ‘Het gaat er niet om wat we voor elkaar doen, maar wat we kunnen leren van elkaar’, klinkt het.
Aan onze kant smelten vooroordelen, medelijden en schaamte weg. Aan de andere kant verbreedt het perpectief. ‘Ik merkte hoe prachtig alles was en de moeite waard om te bezoeken’, zegt een van de drie gasten.
De laatste avond gaan we buiten en zien - wat in het licht van de stad niet mogelijk is - het sterrenbeeld Orion, dat ook in Afrika steeds te zien is. Opnieuw wellen herinneringen op.
‘Het waren blije dagen’, laat een van hen achteraf weten.