Wegtrekken uit de verwarring
We leven verwarde levens in een verwarde wereld.
Zeg het maar als ik overdrijf of veralgemeen. We weten niet eens waar onze eigen verwarring eindigt en die van de wereld begint. Wij zijn met de wereld verstrengeld als koffie met melk.
Kunnen we het kluwen van de verstrengeling ontwarren? Kunnen we tot helderheid en heelheid komen? Wat is echt, waar, blijvend, de moeite waard? Wat is ons eigen, authentiek, waarachtig?
Is er een stabiel punt van waaruit wij de stormen van ons leven en onze tijd kunnen doorstaan?
Als we deze vragen stellen, dan voelen we pas echt hoe verward onze toestand wel is.
Iemand zei eens dat onze moderne wereld bestaat uit een veredelde vorm van verkommeren. We zijn geraffineerd, maar zonder wortels. Aan de buitenkant hebben we het goed geregeld, maar van binnen hongert het. Iemand anders noemde het een goed georganiseerde wanhoop. Het is gemanaged, maar leidt het ook ergens toe? Het vernietigt ons tot in onze wensen, vond Dorothee Sölle.
Onze verwarring is een toestand van innerlijk dood zijn.
Hoe zou het zijn om weg te trekken uit de verwarring?
Stel dat we voor even naar een eenzame plaats konden gaan en onze ogen sluiten, zodat we ons een moment niet moeten verhouden tot de anderen, tot onze huisdieren en tot de dingen. Alles waarvoor we iemand moeten zijn.
Als we even niemand mochten zijn, dan zouden we misschien opmerken wat het allemaal met ons doet, hoe we ons altijd tot alles verhouden, dan zouden we onze verhouding tot de dingen zien in plaats van zijn, in plaats van ermee samen te vallen.
Het zou in ons een innerlijke ruimte openen. We zouden eindelijk weer gaan ervaren.
Want wij beleven wel veel, we leven zelfs in het schijnsel van een belevenisindustrie, maar we zijn het verleerd om te ervaren.
Beleven is de buitenkant, de zintuiglijke kant. Ervaren gebeurt aan de binnenkant: wat het met ons doet, wat het voor ons te betekenen heeft, waartoe het ons aanzet te leven. Misschien is de meest revolutionaire daad die we in deze tijd en wereld kunnen stellen wel dat we opnieuw voor onszelf gaan ervaren.
Ervaring werd vroeger ziel genoemd, zei Sölle ook nog.
De innerlijke ruimte van de ervaring draait uiteindelijk rond een een diepste punt, een vaste grond, een verre oever, een bedding, bron, hart of kern.
We geven er vastige woorden aan, maar het is meer iets van openheid. We halen er opgelucht adem. Het is als een frisse bries in een muffe kamer waarin we net een raam hebben opengezet.
Het meest eigene lijkt ons oneindig te overstijgen, vertrouwd en vreemd tegelijk.
Omdat wij daar een ander ontmoeten, kunnen we er een innerlijke dialoog mee aanknopen. Een gesprek. Dat nu eens strijdend en dan weer vragend verloopt, stamelend en jubelend, begeesterd en verveeld, afstotelijk en aanhankelijk, liefhebbend en beschroomd. Zo verdiept zich ons innerlijke leven.
Dat het meest eigene een ander is en dat een vaste grond zich telkens weer verdiept, is een mysterie dat ik niet kan uitleggen.
Misschien kan men proberen er vriendschap mee te sluiten. En daaraan ondanks alles trouw blijven.
Vond je dit interessant? Deel dit artikel via Facebook of via e-mail.