De wereld van Pärt (1): De jongen en zijn fiets
Muziekliefhebbers zullen het herkennen: soms ben je enkele weken in de ban van een componist of muzikant, om die daarna nog zelden te beluisteren. Het zijn vluchtige liefdes waar je soms met enige gêne aan terugdenkt.
Zeldzamer zijn de langere liefdes: muziek die je een heel leven met je meedraagt. Nu en dan duikt ze op, nooit komt ze ongelegen. Je beluistert ze met de oren van dat moment, en altijd heeft ze je wel iets te zeggen. Het is wat je noemt: de muziek van je leven. De pianoconcerto’s van Mozart, in mijn geval, de Eerste Symfonie van Mahler, Wagners Parsifal, Debussy’s Pelléas et Melisande, en o ja, Finzi, die curieuze Britse componist met zijn poëzie en appelbomen.
In dat rijtje van grote liefdes hoort ook Arvo Pärt thuis. Sinds ik hem eind jaren 1990 ontdekte, komt hij nu en dan voorbij. Zijn vertrouwde muziek klinkt dan anders, en zijn minder vertrouwde werk soms weer als nieuw — zelfs een levenslange liefde moet je nu en dan nog kunnen verrassen.
Bruuske breuk
Pärt is een voorbeeld van hoe de geschiedenis en de muziekgeschiedenis elkaars doordruk zijn. De imploderende laatromantiek begin de 20ste eeuw, de ‘roaring twenties’... en hoe na WO II ook de muziek zich terugtrok achter een ijzeren gordijn met hermetische klanken en systemen, ver weg van een mogelijk publiek. Tot in de jaren 1980, in één grote geestesstroming - Perestrojka! New Age! -, de muziek weer naar toegankelijkheid en spiritualiteit slingerde. Pärt was daar een voortrekker van.
Tegelijk volgt zijn oeuvre een persoonlijk spiritueel pad, met als ijkpunten Credo (1968), zijn bekering tot het Russisch-orthodoxe geloof in 1972, zijn eigen ‘tintinnabuli’-stijl in 1976 en de vele, religieus geladen (koor)werken die zouden volgen.
Deze reeks gaat over het intrigerende leven en werk van een kunstenaar die net zo goed een zonderlinge Est met een baard was kunnen blijven, ware het niet dat hij — tot zijn eigen verbazing —de populairste componist van deze tijd werd.
Waarom werd net Arvo Pärt zo populair? Bekijk deze video — en lees eronder verder.
Für Alina, dat je in het filmpje hierboven kort hoort, werd de signature dish van Arvo Pärt. Het was de eerste compositie in zijn eigen, verstilde stijl waarin hij vanaf 1976 componeerde. Pärt was toen al 41 jaar, een leeftijd die grote componisten in vroegere eeuwen soms niet eens bereikten. Pas op die leeftijd eindigde zijn onrustig parcours met een mix van stijlen, hoorbaar op zoek naar wat hij nog niet kon vinden. Het was de voorbode van een bruuske breuk met zijn muzikale en persoonlijke verleden.
Dat verleden begint in de jaren 1940 op een plein in Rakvere, een stadje in het noorden van Estland. Met een fiets.
Op het centrale plein van Rakvere staat een beeld van een jongen en een fiets. De jongen stelt Arvo Pärt voor, die in Rakvere opgroeide en hier eind jaren 1940 vaak rondfietste. Vooral dan in de weken rond Kerstmis. Dan klonken door de luidsprekers aan de telefoonpalen niet alleen strijdliederen en Sovjetpropaganda, maar ook de gloedvolle symfonieën van Tsjaikovski en Rimsky-Korsakov. Om zich warm te houden in de vrieskou bleef Pärt rondjes rijden.
Thuis noteerde hij alle muziek die hij hoorde nauwkeurig in een schriftje. De Tsjaikovski-symfonieën op het plein, maar ook de muziek die hij op zijn radiootje ontdekte via de —verboden — Finse radio. Andere componisten, andere genres. Hij pingelde op een piano waarvan, zo wil het verhaal, alleen de laagste en hoogste tonen goed klonken, de middelste niet. Het is verleidelijk daar het klankbeeld van Für Alina in te zien.
Vlaamse inspiratie
De Vlaamse componist Maarten Van Ingelgem liet zich enkele jaren geleden door Pärt en zijn fiets inspireren voor de korte compositie Rakvere(beluister ze hier), op basis van een gedicht van Peter Theunynck. Rakvere kan je ook zien als een introductie tot het oeuvre van Pärt, vertelt Van Ingelgem in dit filmpje waarin hij zijn compositie beschrijft.
Lees verder onder de foto.
Na twee jaar militaire dienst gaat Arvo Pärt in 1957 compositie studeren aan het conservatorium van Tallinn, met als leermeester het Estse icoon Heino Eller (foto boven). Eén van diens uitspraken zal Arvo Pärt nooit vergeten:
Het is moeilijker om die ene juiste noot te vinden dan er heleboel op papier te zetten.
Eén van Pärts bekendste uitspraken lijkt er, bewust of niet, van afgeleid:
Ik heb ontdekt dat het genoeg is wanneer een enkele noot prachtig wordt gespeeld.
De zoektocht naar die ene noot, dat is Pärt.
Het sleuteljaar 1958
In volle Koude Oorlog proberen de grootmachten elkaar ook op het vlak van kunst te overtreffen. Het gevolg is dubbel. In Estland heerst een gunstig klimaat voor jonge kunstenaars, maar ze worden wel geacht om kunst te maken volgens de Sovjet-norm: toegankelijk, traditioneel, verheffend. Dmitri Shostakovich, de grootste Russische componist van de 20ste eeuw, zal er zijn hele leven onder gebukt gaan.
Arvo Pärt geldt intussen als één van de grootste talenten in Estland. Als het Conservatorium van Tallinn eind 1958 een lijst publiceert met de tien meest beloftevolle studenten, is Pärt de enige componist op de lijst, naast negen instrumentalisten. Hij is dan 23 jaar en springt in het oog met zijn eerste composities, die hij in 1958 publiceert: Sonatine nr. 1, Sonatine nr. 2 en Partita, telkens voor piano. (Luister hier naar de Sonatine nr. 2.)
Wat is er bijzonder aan deze eerste werken? Bekijk onderstaande video met Maarten Van Ingelgem— en lees eronder verder.
En toch eindigt het doorbraakjaar van Pärt op een valse noot. In de laatste dagen van december 1958 vergadert de Bond van Russische Componisten in Moskou. Ze overlopen onder meer welke nieuwe muziek er dat jaar is gepubliceerd, en of die wel volgens de officiële richtlijnen is. Verschillende componisten worden op het matje geroepen. Ook student Arvo Pärt wordt in Moskou ontboden en vriendelijk doch kordaat terechtgewezen omwille van zijn Partita.
Een slecht voorbeeld, luidt het, te modern, te weinig volgens de Sovjetrichtlijnen – al zijn die richtlijnen erg vaag en durven ze nogal eens worden bijgesteld.
Luister naar een fragment uit ‘Partita’.
Het begin van een lange zoektocht
Pärt is nog altijd student als hij de Sovjetautoriteiten écht op de kast jaagt met het grimmige Nekrolog (1960). Kon zijn Partita nog worden vergoelijkt als een uitschuiver, dan lijkt Nekrolog een openlijke provocatie. Nekrolog is Pärts eerste orkestwerk en het gaat er hevig aan toe: ijzingwekkende uithalen en massieve orkestklanken worden afgewisseld met rustige passages. ‘Muziek tussen hemel en aarde,’ wordt gezegd.
‘Avant-garde bourgeoismuziek’, luidt het staatsoordeel.
Enkele collega’s geven Pärt de raad om de compositie op te dragen aan alle slachtoffers van het fascisme, om het harde karakter van de muziek te verklaren. Al weten ook zij wel beter: veel Esten beschouwen het als een eerbetoon aan de tienduizenden landgenoten die onder Stalin naar Siberië werden afgevoerd. Pärt ontzenuwt de discussie zelf: ‘Er is geen verband met ideologie of politiek’, zegt hij. ‘Het is muziek voor de begrafenis van de wereld.’
Veel jaren later beseft Pärt hoe belangrijk Nekrolog was in zijn ontwikkeling:
Vanaf toen begon mijn zoektocht vanaf nul. Zoeken naar waarheid. Zoeken naar puurheid. Het was, eigenlijk, zoeken naar God.
Zijn zoektocht was niet alleen die van een kunstenaar die tegen stijlen aanbotst. Het werd ook een spirituele zoektocht.
- Luister hieronder naar het grimmige Nekrolog.
- Volg de Spotify-lijst met alle muziek uit deze reeks.