Op zoek naar God in de gevangenis
Op de koffie met vijf gevangenen. Het klinkt onwerkelijk, maar voor mij en een viertal vrienden was dit een tijd geleden de realiteit. Ik besefte dat deze ontmoeting een bijzondere gelegenheid was en ik wou die kans met beide handen grijpen.
We probeerden ons vooraf een voorstelling te maken van de gevangenen en het gesprek dat we met hen zouden voeren. Maar een dergelijke ontmoeting kent altijd onverwachte wendingen.
Vlucht uit hun kleurloze bestaan
De aalmoezenier van de gevangenis onthaalt ons hartelijk. Met de verbaasde ogen van een kind kijk ik rondom mij. Eén kleur overheerst hier: de muren, de kledij van de gevangenen, de bewakers… alles is wit en kil.
Het lijkt alsof ik even niet meer in de wereld ben, maar op een plaats waar letterlijk elke kleur uit het leven verdwenen is.
We hebben zonet al onze bezittingen opgeborgen in een kluisje. Ons verstoppen achter onze materiële bezittingen kan niet meer. Mijn hart klopt snel. We ontmoeten de nieuwsgierige blikken van een aantal gevangenen. Verlegen buig ik mijn hoofd naar beneden. Ik vraag me stilletjes af wat zij denken over deze groep jonge mensen die hun ‘territorium’ betreedt.
We volgen de aalmoezenier die ons nog even zijn kapel wil tonen. Lachend vertelt hij ons dat de miswijn af en toe verdwijnt. Tja, ook dat valt hier niet uit te sluiten. Of diegenen die naar zijn mis gaan ook echt gelovig zijn, vraag ik hem? De aalmoezenier antwoordt dat de viering voor een deel van de gevangenen een vlucht is uit hun toonloze bestaan. Tegelijk is de viering een bron van hoop.
Ik kijk rond in de kapel en begrijp meteen wat hij bedoelt. Het is zowat de enige kleurrijke en levengevende plaats in dit gebouw.
We lopen door naar de ontmoetingsplaats.
Soorten misdaden
De koffietafel is gedekt. Een bord met cake lacht ons toe. De vijf jongens aan de overkant van de tafel lijken deze verstrooiing wel te waarderen. In het besef dat ik ook fouten maak en de mijne in Gods ogen misschien niet kleiner zijn dan die van hen, neem ik mij voor hem als mens te benaderen en niet te denken aan mogelijke delicten.
Maar ik vind het op een of andere manier toch confronterend dat ik niet van hun gezicht kan aflezen welke misdaad ze begaan hebben. Had ik dat dan verwacht? Misschien, maar ik besef nu meer dan ooit dat ze er niet anders uitzien dan ik.
Het valt me op hoe ze zelf een onderscheid maken tussen de graad van hun misdaden. Gevangenen die zedenfeiten gepleegd hebben, verdienen geen medelijden, klinkt het hard door de 4 mannen aan de linkerkant van de tafel. Een oud vrouwtje bestelen is in hun ogen geen vergelijkbare misdaad. Ze weten niet dat de vijfde gevangene naast hen tot deze eerste categorie behoort. Hij hoort hun harde woorden zwijgend aan.
Hopen op een toekomst
Ik zal nooit meer hervallen, bezweert Francisco, nadat we vernamen dat hij wegens drugsdelicten al voor de zesde keer in de gevangenis verblijft. Ik verlies even mijn hoop in zijn plaats. Het lijkt alsof de vicieuze cirkel hem in zijn macht heeft en hij het rechte pad niet meer zal bereiken. Ik heb mijn ouders en God al genoeg pijn gedaan, voegt hij hier later nog aan toe. Zolang hij de intentie heeft om zijn leven te beteren, is nog niets verloren, praat ik mezelf in.
Gevangen in het verleden
En wat als ze de gevangenis verlaten? Ik wil werken, zegt Stefan, maar met mijn strafblad is het niet eenvoudig om aan een job te geraken. Hij ziet zich gedwongen om via illegale wegen geld te verdienen. Ik realiseer me dat hun verleden hen blijft achtervolgen. Zelfs als vergeven hier op zijn plaats is, vergeten is dat niet. Hun namen staan vermeld in de kranten en op het internet. En als ze vrij zijn, is het niet evident om zelfstandig een nieuwe weg in te slaan. Al te vaak belanden ze uit eenzaamheid terug bij hun oude vrienden.
We zien elkaar misschien wel terug in een of ander café!, zegt Francisco lachend op het einde van ons gesprek. Ik bedenk dat ik hem liever op een andere plaats zou tegenkomen, waar de verleiding tot alcohol, drugs en feestjes makkelijker te weerstaan is.
Bij het verlaten van de gevangenis zijn het opnieuw de witte, kale muren die me tegemoet treden. Wit is ook de kleur van de hoop, denk ik dan.
(De namen van de gevangenen zijn veranderd.)