De monnik-bisschop: een tussentijds gesprek (tekst)
Drie jaar geleden werd Lode Van Hecke, monnik en abt van Orval, tot bisschop gewijd. In een bijzonder openhartig gesprek vertelt de bisschop over wat hem sindsdien bezighoudt. Hier publiceren we een sterk ingekorte versie van het lange interview. Je kan het hele interview volledig of in afleveringen bekijken en beluisteren op deze pagina. Zes thema’s passeren de revue: jongeren in de Kerk, synodaliteit, zorg voor de armen, oecumene en interreligieuze dialoog, de nieuwe parochie en de ziel van de monnik. Geert De Cubber is de interviewer.
De tekst verscheen ook in het maartnummer van Kerkplein (jrg 31, nr.1). Meer info en mogelijkheid tot abonneren, vind je hier.
We gaan even terug naar 27 november 2019. Vanuit Rome komt verrassend nieuws: Lode Van Hecke, abt van Orval, wordt benoemd tot 31ste bisschop van Gent. Bij de bisschopswijding op 23 februari 2020 zit de kathedraal afgeladen vol. De bisschop begint vol enthousiasme aan zijn rondgang door zijn bisdom om alle dekenaten te bezoeken. Maar na één bezoek gaat het land op slot en zit de monnik opnieuw in zijn cel. In moeilijke omstandigheden tracht hij toch de herder te zijn die het bisdom nodig heeft.
Jongeren in de Kerk
Als bisschop wilde u aanspreekbaar zijn voor jongeren. Hoe brengt u dat in de praktijk?
Voor mijn wijding had ik een brief rondgestuurd naar de jongeren om hen te vragen aanwezig te zijn op mijn wijding. En ze waren er met meer dan 150. In de brief had ik geschreven: “Dit is nog maar een begin.” Helaas, kort daarop zaten we allen in quarantaine. Het heeft mijn enthousiasme niet getemperd. We hebben andere middelen gezocht. Zo bijvoorbeeld was ik tijdens de lockdown op zaterdagnamiddagen te vinden in de O.-L.-V. Sint-Pieterskerk in Gent waar mensen me zonder afspraak en op veilige afstand konden ontmoeten voor een kort gesprek. Daar kwamen ook jongeren naartoe. Dat was bemoedigend: jongeren zijn zelf vragende partij om de bisschop te ontmoeten. Later deed ik dat specifieker voor hen in de Begijnhofkerk waar ook de Sint-Michielsbeweging thuis is.
Na de lockdown dienden zich andere mogelijkheden aan. Ik ontmoet jongeren bijvoorbeeld in de onderwijscontext. Ik heb de kans gekregen om scholen uit verschillende geledingen te bezoeken: basisscholen met vooral jongeren van andere afkomst, secundaire scholen waar ik in gesprek ging met klassen en ook het hoger onderwijs en met name de studenten in de lerarenopleiding. Ik wilde ook speciale aandacht hebben voor studenten uit ons bisdom die godsdienst studeren aan het Hoger Diocesaan Godsdienstinstituut, aan de lerarenopleidingen en aan de faculteit theologie en religiewetenschappen van de KU Leuven. Ik heb hen uitgenodigd op een zaterdagnamiddag en de respons was groot. Ze waren met 55 en hebben elkaar en ons (bisschop en verschillende diocesane diensten) leren kennen. Dat is belangrijk. Wij hebben nood aan goed gevormde mensen en ik kon mijn interesse voor hen en mijn dankbaarheid voor hun engagement tonen. Dat was een goede en gewaardeerde ontmoeting die we opnieuw herhalen op zaterdag 11 maart. Ook in de parochies vraag ik telkens: wat kunnen we voor jongeren doen?
Welke rol ziet u voor jongeren weggelegd in de Kerk?
Zij zijn allereerst de nieuwe Kerk. Ik onderlijn ‘nieuw’ omdat we in een culturele fase zitten waar het verleden echt verleden wordt. Dat geldt voor de ganse maatschappij. We schakelen over naar een ‘nieuwe tijd’, al weten we nog niet wat de toekomst precies zal inhouden. Maar het is in ieder geval hun toekomst. Dus moeten jongeren in deze moeilijke tussentijd de kans krijgen om de rijkdom van het christelijke geloof te vinden. We willen het Evangelie doorgeven en niet het slib van 2000 jaar kerkgeschiedenis. Dat is belangrijk in een wereld waar mensen meer dan ooit tevoren zoeken naar zin en zich tegelijkertijd vermoeid en soms uitgeput weten. Christenen hebben een bron die doet leven, een bron van hoop. Als jongeren die kunnen ontdekken, kan dat hun eigen leven veranderen, maar ook de Kerk en de samenleving.
Wat droomt u nog voor jongeren?
Ik heb heel veel dromen. Ze maken mijn medewerkers wel eens ongerust! Concreet ben ik blij met de rol van het Seminariehuis waar elke donderdagavond eucharistie gevierd wordt met jongeren en waar ze elkaar bij een maaltijd kunnen ontmoeten. Dat is een concrete plek en een initiatief van IJD dat reeds lang bestaat. Kunnen we dat nog verder uitwerken en bekend maken? Ik zou graag vaker de buitenlandse studenten ontmoeten. Zij komen ook samen en ik hoop dat ze meer binding kunnen vinden met de rest van het bisdom. Gent is een stad met 80.000 studenten. Maar er is niet veel aanbod voor hen op pastoraal vlak. Wij hebben geen universitaire parochie zoals in Leuven en geen echte studentenwerking meer. Wat kunnen we voor hen doen? En dan heb ik nog een persoonlijke droom… Ik zou graag mensen, waaronder jongeren, samenbrengen voor een ‘zangviering’, als het kan jaarlijks. Niets zo mooi en krachtig als samen zingen. In de Kerk in Vlaanderen, die vooral de zittende en zwijgende Kerk is, missen we dat. En zeker voor jongeren is zoiets zeer enthousiasmerend. En dan nog één concreet droompje daarbij: ik zou graag van het lied op tekst van John Henry Newman Lead, kindly Light ons lijflied maken!
Synodaliteit
Een ander aandachtspunt dat u bij uw benoeming naar voren schoof was synodaliteit. Welke stappen heeft het bisdom daarin gezet?
Laat mij beginnen met te zeggen dat ik synodaliteit en het synodale proces dat paus Franciscus heeft ingezet ervaar als een groot geschenk voor de Kerk. Zelf zie ik het als een bevestiging van het beleid dat ik altijd heb proberen te voeren vanuit mijn intuïties, ook in de abdij. Maar het is vooral een geschenk naar de toekomst. In het begin vroeg ik mij af of het niet meer dan een modewoord was. Waarom zegt men niet gewoon ‘samenwerken’? Wat zal het veranderen? Stilaan begin ik te begrijpen dat het veel ingrijpender is dan ik aanvankelijk dacht. Het gaat om een bepaalde geest in de Kerk. De paus noemt het een spiritualiteit en niet alleen een manier van doen. Dat verplicht ons om te zoeken naar de wortels van ons geloof: van waaruit spreek ik? Wat is de bron van waaruit ik leef? Het synodale werken en denken moet van daaruit ontstaan. Het biedt de kans om een grote omwenteling te maken. Het omgekeerde van synodaliteit noemt de paus klerikalisme. Het gaat dan om het uitoefenen van macht op een onevangelische manier vanuit de positie die je bekleedt. Een gevaar dat in elke mens schuilt.
Het ‘mirakel’ van paus Franciscus is volgens mij dat hij ons allemaal snel en onverwacht aan het werk heeft gekregen. 17 oktober 2022 moest elk bisdom van start gaan. Niemand was er op voorbereid en toch deden we het. Alle verslagen van over de hele wereld van die plaatselijke reflectiegroepen zijn samengebracht in het werkdocument voor de continentale fase. Ik vind dat een indrukwekkend werkstuk dat geen vragen of pijnpunten uit de weg gaat én perspectief biedt. Zelf hebben we mogen ervaren wat synodaliteit is tijdens het ad liminabezoek van de Belgische bisschoppen in Rome (eind november), zowel in de gesprekken op de verschillende dicasterieën (ministeries) en zeker in het persoonlijke contact met de paus. De stijl is totaal veranderd. Men luisterde allereerst naar ons en probeerde ons te begrijpen. Dat betekende niet dat we het over alles eens moesten zijn. Verschil van mening is mogelijk, maar vanuit dezelfde geest. Als je met vragen kan leven, zonder altijd onmiddellijk de antwoorden te willen hebben, komt er dynamiek in het leven. De synodale stijl zal ons helpen Kerk te zijn in een geseculariseerde en gepluraliseerde wereld. We hebben niet meer alles te zeggen in Vlaanderen. Het ‘katholieke systeem’ bestaat niet meer, maar dat geeft precies kansen aan het Evangelie. Nieuw is ook dat ons uitdrukkelijk gevraagd wordt om te leren luisteren over onze eigen grenzen heen, zowel in de Kerk als buiten de Kerk.
In ons bisdom hebben we gewerkt met een diocesane groep om het synodale werken en denken te leren. Vanuit die groep hebben we een nieuwe pastorale raad opgericht. Ik voel aan dat we deel mogen uitmaken van een ‘stille revolutie’ die begonnen is in de Wereldkerk. Het is natuurlijk nog maar een begin.
Wat verwacht u van de synodes (2023 en 2024) over synodaliteit?
Ik verwacht er veel van. Wat we moeten leren vanuit de Wereldkerk is dat katholiek-zijn niet hetzelfde is als uniformiteit. Tot hiertoe was het - kort door de bocht - of je denkt hetzelfde of we hebben een schisma. Vragen verschillen cultureel. Dat is eerder verrijkend dan bedreigend. We moeten er leren mee omgaan vanuit de essentie van het Evangelie. Overigens leert het werkdocument mij dat de vragen van elders in de wereld ook bij ons in het Westen leven, en omgekeerd. Het is niet meer het (zogenaamde) ‘progressieve’ Westen of Noorden tegenover het ‘conservatieve’ Zuiden. De komende synodes zijn wat speciaal omdat ze geen thema hebben dan wel de synode zelf. Maar synodaliteit is dus meer dan een gesprekstechniek, het is een manier van christen-zijn en van mens-zijn.
Zorg
U hebt al veel in de gevangenis gezeten. Op bezoek, welteverstaan. Waarom is het belangrijk voor u om bij gevangenen op bezoek te gaan? Wat kunnen wij van hen leren?
Eigenlijk is dat een oude wens van mij om gevangenen te bezoeken. Het heeft mij altijd geïntrigeerd: wat betekent dat voor een mens om verplicht opgesloten te zitten? Als monnik leefde ik ook in een cel. Maar dat is iets helemaal anders. Dat kies je zelf en je bent er ook niet de hele dag in opgesloten. Toen ik bisschop werd, zag ik mijn kans! Eigenlijk is het gesprek met hen gemakkelijk. Je komt vrij snel tot het essentiële van het leven. Iedereen spreekt bijvoorbeeld over zijn familie. Vele gevangen aanvaarden dat ze hun straf uitzitten. Je ontmoet mensen in hun waardigheid. Wanneer ik voorga in de eucharistie, voel ik bij hen grote openheid en betrokkenheid. Opgesloten zijn is erg, maar wat nog erger is, is de manier waarop mensen hier bij ons opgesloten worden. Ik ben daar echt niet fier op. Het is haast onmenselijk. Je zit daar met meerdere mensen, vreemden voor elkaar, op een cel die eigenlijk voor één gevangene bedoeld was. Kan je daar menselijker uitkomen? Het is absoluut geen hotelkamer, zoals sommige buitenstaanders nog denken. Ik klaag dat aan samen met zovele andere mensen. Ik ben dankbaar dat ik bij hen mag gaan en ik denk ook dagelijks aan hen.
Zorg voor de armen is een aandachtspunt voor u als bisschop. Via diaconie en caritas behoort dat ook tot de zending van de Kerk. Welk werk heeft u getroffen?
De eerste groep waarmee ik in contact kwam in Gent waren de Roma. Er is veel armoede in een stad als Gent. Armoede is een soort cultuur. Ik bedoel daarmee: je raakt er niet uit. Ondanks de goede samenwerking in deze stad tussen verschillende diensten en organisaties, zijn er toch grote groepen mensen die door de mazen van het net glippen.
De laatste schok die ik heb meegemaakt kwam door het bezoek aan twee OKAN-klassen (onthaalklassen anderstalige nieuwkomers). Daar ontmoette ik kinderen die hier alleen als vluchteling zijn terechtgekomen. Ze hebben geen ouders of andere familie hier en zijn vaak getraumatiseerd. Die scholen en de leerkrachten leveren schitterend werk. Ze zijn als vaders en moeders. Ik hoorde daar dat wanneer deze minderjaren niet op school zijn, ze verblijven op een boot met verschillende van hen samen in een cabine en met soms nog tralies voor de vensters want het was vroeger een Nederlandse gevangenis. Ik twijfel er niet aan dat de mensen die voor hen zorgen goed werk leveren, net zoals de leerkrachten. Maar vooral het feit dat deze kinderen niet eens weten of ze zullen kunnen blijven of niet wanneer ze meerderjarig zijn, vind ik erg. Wie kan met die onzekerheid leven? Intussen spreken ze Nederlands en hebben ze misschien geen band meer met hun thuisland. Sommigen vluchten voor het einde van de school, anderen verdwijnen. Wie is weg met die kinderen? En dat bestaat hier? Ik kan daar echt niet bij! Met zo’n situatie mag je je nooit verzoenen. Het is een aantasting van de menselijke waardigheid.
Interreligieuze dialoog – oecumene
Vanuit uw interesse voor andere godsdiensten en voor oecumene probeert u ook bruggen te bouwen. Waarom intrigeert dat thema u?
Ik ben eerst geïnteresseerd geraakt in de interreligieuze dialoog, nog voor ik intrad in de abdij. Ik heb Franse les gegeven aan Marokkaanse gastarbeiders in Brussel en ben nadien bevriend geraakt met een moslim. Tot dan dacht ik dat de christelijke waarden universele waarden waren. Tot ik aan die vriend, die heroïsche daden had gesteld, zei: “Wat jij gedaan hebt, dat noemen wij naastenliefde.” Hij zei: “Maar het ís naastenliefde en de christenen hebben het mij geleerd.” “Wat is dan de Islam?” vroeg ik omdat ik die nog niet goed kende. “Dat is allereerst rechtvaardigheid,” zei hij, “maar jullie vergeving gaat veel verder.” Dat heeft mij aan het denken gezet. Wat is het eigene van een godsdienst? We zijn nog altijd goed bevriend: hij als moslim, ik als christen. Wat ons fundamenteel verbindt is ons mens-zijn. Bijbels gezien zie ik dat bevestigd in het verbond dat God gesloten heeft met Noach. Dat is een verbond met de hele mensheid en daarom zijn we allemaal broers en zussen. Wat dan met de ‘absolute waarheidsaanspraken’ van godsdiensten? Je kan alleen maar in je eigen geweten gaan staan en terzelfdertijd aanvaarden dat iemand in geweten een andere weg gaat. We staan samen voor het mysterie van de waarheid. En dan is het anders-zijn van de ander een uitdaging om je eigen overtuiging te verdiepen. Ik geloof niet in de clash tussen culturen en godsdiensten. Er is enkel de clash tussen mensen die open zijn en mensen die gesloten zijn.
En de oecumene?
Die interesse is bij mij wat later gekomen. Aanvankelijk voelde ik me christen. Ik heb het geloof ontdekt via Jezus en het Evangelie. Ik ben mij pas later bewust geworden dat ik als christen katholiek ben. We hebben in de Kerk de oecumene pas ontdekt na het Tweede Vaticaans Concilie. Aanvankelijk was er veel enthousiasme zoals in de verliefdheidsfase in een relatie. Dat is nu bekoeld. We zitten in een periode van veel te grote onverschilligheid. Dat mag eigenlijk niet. Gelukkig hebben we hier in Gent heel goede banden tussen de verschillende kerken. Maar dat is niet overal zo en ook hier hebben weinig christenen interesse in de oecumene.
We moeten meer kijken naar wat ons verbindt. We zouden een grotere rol kunnen spelen in de wereld wanneer we meer één zouden zijn. Maar wat ook meer en meer een probleem is voor de oecumene zijn de verschilpunten binnen de kerken. Kijk naar de actuele verdeeldheid in de katholieke Kerk rond paus Franciscus, of het probleem van de Orthodoxie met kerken die afhangen van Moskou en andere van Constantinopel, of de vele opsplitsingen in de kerken van de Hervorming. Maar we kunnen niet anders dan verder werken omwille van het Evangelie: “Jullie zullen allen één zijn.” Vandaag zijn we verdeeld en ziek. Hoe worden we gezond?
Nieuwe parochie
U heeft een aantal visieteksten geschreven onder de noemer ‘Samen Kerk opbouwen vanuit de Geest’. Nu verschijnen de teksten over priesters, diakens en religieuzen. Waarom hebt u speciaal aandacht voor die drie categorieën?
Dat is spontaan gebeurd. Het was niet echt mijn plan. Ik besef nu dat het wat klerikaal kan overkomen. Maar dat was niet de bedoeling. Ik wilde tijdens de lockdown eerst de priesters leren kennen en bij het luisteren naar hun vreugdes en zorgen kwamen er ideeën voor een visietekst. We organiseerden ook een bezoekronde bij alle religieuze congregaties. Ik ben zelf ook een religieus en ken de zorgen van kleinere en oudere gemeenschappen. Zo zijn die teksten gegroeid. Hetzelfde voor de permanente diakens. De Kerk moet wel ‘deklerikaliseren’, maar dat betekent niet dat er geen priesters, diakens of religieuzen meer moeten zijn om echt Kerk te zijn. Integendeel, maar hun plaats is anders. Ik verzamel ondertussen ideeën voor teksten over diaconie en de zorg voor de armen en over vorming en onderwijs. Die teksten ontstaan altijd vanuit het luisteren en zijn bedoeld als vertrekpunt voor een verdere dialoog.
U heeft ‘de nieuwe parochie’ van uw voorganger geërfd. Na drie jaar bisschop-zijn: hoe zit het met de nieuwe parochie?
Toen ik hier kwam wist ik natuurlijk niet wat ‘de nieuwe parochie’ was. Toen men het mij uitlegde was ik blij dat die hervorming was doorgevoerd. 43 parochies is haalbaar, al blijft het natuurlijk een moeilijk groeiproces. Het is decennialang anders geweest en sommige mensen kunnen dat niet verwerken. Het verbaast mij een aantal mensen nog altijd niet weet waarover het gaat in die hervorming. Is het hen dan niet uitgelegd? Alle teksten, brieven en vergaderingen bewijzen het tegendeel. Sterker nog, ik ontdekte dat al onder bisschop Luysterman deze weg was opgegaan. Het leert ons dat communiceren nooit stopt en dat je telkens moet blijven herhalen en in gesprek moet gaan.
Ik leerde ook dat sommige ‘tussenpersonen’ (parochiepriesters en andere) zich niet achter het project hebben gezet en dan werkt het natuurlijk niet. En ik stel anderzijds vast dat op die plaatsen waar gewerkt wordt in het perspectief van de nieuwe parochie, men tevreden is en toekomst ziet. Natuurlijk zal dat nooit zonder moeilijkheden zijn. We moeten de nieuwe parochie ook realiseren met mensen die ouder zijn en die het vaak moeilijker hebben met veranderingen. En toch moeten we het doen. We moeten kijken naar de toekomst. De zaak op zijn beloop laten, is geen beleid. Ik kan dat in ieder geval als bisschop niet beamen.
De nieuwe parochie blijft ook voor mij een grote uitdaging. Ik krijg er veel vragen over. De drijfveer van de hervorming is niet een tekort aan priesters, maar wel de fundamentele vraag: hoe kunnen we in een geseculariseerde maatschappij als Kerk aanwezig zijn, wetend dat we hoe dan ook minder in getal zijn? Hoe kunnen we dus het beste wat we hebben samenbrengen? Ik zal de bestaande 43 parochies niet vergroten. Maar we zullen wel op een heel andere manier moeten gaan werken. En dat proces is bezig. Vele mensen zetten er hun schouders onder. Er komen ongetwijfeld nieuwe structuren in de toekomst. Welke? Dat zien we nu nog niet goed. Maar we gaan samen de synodale weg met het Evangelie als vertrekpunt en doel.
Waar droomt u van voor de nieuwe parochie?
Ik wil ter plaatse gaan zien en luisteren. Ik ben daar in januari mee begonnen. Op zaterdagen vind je mij in een nieuwe parochie. Na meer dan zes jaar werken aan dit project wil ik luisteren hoe mensen dat ervaren. Wat zijn hun zorgen? Wat zijn hun vreugdes? Welke kansen zien ze? Welke moeilijkheden zijn er? Ik heb op zo’n zaterdag altijd een vergadering met de parochieploeg en geef mensen de kans mij kort te spreken in een kerkgebouw. We sluiten af door samen de eucharistie van de zondag te vieren. Mensen kunnen mij ook komen zeggen waarmee ze niet akkoord gaan. Ik kom trouwens niet met grote verklaringen of verordeningen. Ik zal wel geleidelijk aan een aantal rode draden ontdekken die het beleid verder kunnen oriënteren.
De ziel van de monnik
‘Behoud de ziel van de monnik’, vroeg kardinaal Jozef De Kesel bij uw bisschopswijding. Hoe voelt de monnik zich als bisschop?
Dat zinnetje heeft bijna iedereen onthouden. Voor mij was het ‘balsem op de wonde’ omdat ik mijn gemeenschap moest verlaten. Ik voel me goed als bisschop, kan ik je zeggen, en dat komt misschien omdat ik monnik ben! Om dat uit te leggen gebruik ik een woord dat niet meer in de mode ligt: gehoorzaamheid. Het is omdat ik kan gehoorzamen, omdat ik gehoord heb wat God van mij vraagt, dat ik erop ingegaan ben en dat ik de innerlijke vrijheid heb om het te aanvaarden en te doen. Ik heb de gehoorzaamheid ontdekt als monastiek charisma voor ik monnik werd. Ik voelde me geroepen als monnik en wou zo snel mogelijk intreden in Orval. Maar toen vroeg de abt mij eerst mijn studies in Leuven af te maken. Eerst onderging ik die beslissing gewoon. Mijn hart lag al in Orval. Tot ik besefte dat ik het moest doen uit liefde voor mijn gemeenschap. Ik heb de gehoorzaamheid ontdekt als iets positiefs, als een uitdrukking van liefde. Uit liefde kan je veel dingen doen, ook als ze moeilijk zijn. Wel, datzelfde heb ik gevoeld toen de nuntius mij namens de paus vroeg om bisschop van Gent te worden. Ik ben voldoende onthecht om te aanvaarden wat men vindt dat ik moet doen. God spreekt door mensen. Ik voelde me geroepen tot monnik en moest nu op mijn 70ste bisschop van Gent worden. Toch geven die gehoorzaamheid en onthechting een geweldig gevoel van vrijheid.
Dat betekent wel dat ik geen bisschop ben voor de ‘tierlantijntjes’. Ik doe het voor het essentiële: het Woord verkondigen en bij de mensen komen. Wat het Evangelie van mij vraagt, dat doe ik. De rest neem ik erbij. Ik heb altijd ervaren dat wanneer ik inga op wat God van mij vraagt, ik de kracht krijg om het te doen. Ik noem mezelf monnik-bisschop en blijf gewoon Lode. Vertrekpunt is de realiteit zoals ze is en de mensen zoals ze zijn.