Bijbel van A tot Z ~ Engel
In onze taal en cultuur heeft ‘engel’ een positieve klank. Als iemand behulpzaam is, zeggen we: Je bent een engel!
In de Bijbelse geschriften komen heel wat engelen voor. Zij zijn de boodschappers van God, eenvoudigweg omdat God zelf niet door mensen gezien kan worden.
In heel wat verhalen doen de engelen dus wat God zelf zou doen, mocht Hij/Zij gewoon tussen de mensen verkeren.
Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Hagar, de slavin van Sara, die een kind moet baren voor Abraham omdat Sara zelf onvruchtbaar is. Wanneer Hagar zwanger raakt van Abraham, wordt zij voor Sara plots een rivale. Het wordt een zwaar conflict, en Hagar vlucht naar de woestijn. Daar komt zij een engel tegen (Genesis, hoofdstuk 16, verzen 7-10):
- Een engel van de HEER trof haar in de woestijn aan bij een waterbron, de bron die aan de weg naar Sur ligt. ‘Hagar, slavin van Sarai, waar kom je vandaan en waar ga je heen?’ vroeg hij. ‘Ik ben gevlucht voor Sarai, mijn meesteres,’ antwoordde ze. ‘Ga naar je meesteres terug,’ zei de engel van de HEER, ‘en wees haar weer gehoorzaam.’ En hij vervolgde: ‘Ik zal je heel veel nakomelingen geven, zo veel dat ze niet te tellen zullen zijn.
De engel vertolkt een hemelse stem, een inzicht dat uit de hemel afkomstig moet zijn. In het verhaal heeft die stem de gedaante van een engel. Want God spreekt in het hart van de mensen. Als zij zich tot Hem richten in stilte en gebed, kunnen zij daar vernemen wat Hij van hen vraagt.
De engel vertolkt de goede kracht, de stem van de goede geest. Hij bemoedigt en troost de mens. Zo wordt Jezus, na zijn strijd in de woestijn met Satan, door engelen omringd, en zij dienen hem (Matteüs hoofdstuk 4, vers 11).
De engelen helpen God om zijn mensen uit alle windstreken te verzamelen wanneer het einde gekomen is (Matteüs hoofdstuk 13, vers 49). Zij zijn dienaren, zij ondersteunen, ze zijn de goede helpers in de strijd.
Engelen vs mensen
Maar diezelfde engelen zijn ondergeschikt aan de rechtvaardige mens (de mens die heel zijn leven afstemt op de Tora en op het evangelie van Jezus). Paulus verwoordt dat in zijn eerste brief aan de Korintiërs (hoofdstuk 6, verzen 1-3).
Toen Jezus in de hemel werd opgenomen, verwierf Hij een positie die ver boven die van de engelen uitsteekt, zo schrijft de auteur van de brief aan de Hebreeën (hoofdstuk 1, verzen 3 tot 5):
- In Jezus schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, ver verheven boven de engelen omdat hij een eerbiedwaardiger naam heeft ontvangen dan zij. Tegen wie van de engelen heeft God immers ooit gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’? Of: ‘Ik zal een vader voor hem zijn, en hij voor mij een zoon’?
Het is dus heel terecht dat wij, wanneer we een goed mens zijn tegengekomen die ons onverwacht en onverdiend uit de miserie geholpen heeft, uitroepen: Je bent een engel!
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.