Bijbel van A tot Z ~ I van Ismaël
Ismaël is de oudste zoon van Abra(ha)m. Hij werd geboren onder een complex gesternte: zijn moeder, Hagar, was de Egyptische slavin van Sarai, de vrouw van Abram. Hagar was jong en vruchtbaar, Sarai was oud en onvruchtbaar. Daarom stelde ze Abram voor om gemeenschap te hebben met Hagar. Via het draagmoederschap dacht Sarai dan toch nog moeder te kunnen worden. Maar de band tussen Hagar en Ismaël was te sterk, en ook Abram hield veel van zijn zoon.
Het kon niet anders of er moest rivaliteit ontstaan tussen Sarai en Hagar. In Genesis 16 wordt dat aldus beschreven:
- Toen Hagar merkte dat ze zwanger was, verloor ze elk respect voor haar meesteres. Sarai zei tegen Abram: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk! Ik heb je mijn slavin ter beschikking gesteld, en nu ze weet dat ze zwanger is toont ze geen enkel respect meer voor mij. Laat de HEER maar beoordelen wie er in zijn recht staat: ik of jij.’ Abram antwoordde: ‘Het is jouw slavin, doe met haar wat je goeddunkt.’ Toen maakte Sarai haar het leven zo zwaar dat ze vluchtte.
Hagar komt terug op haar stappen. De spanningen blijven, en de band tussen Abram en Ismaël wordt alleen maar sterker. Beiden worden op dezelfde dag besneden, een gebeurtenis met grote symboliek.
De besnijdenis is een zichtbaar teken van het verbond, van het toebehoren aan de Eeuwige.
Bij deze verbondssluiting hoort een belofte: Abram zal de stamvader worden van een menigte van volken. (Genesis 17,4) Vanaf dat moment heet Abram ‘Abraham’: vader van een menigte! En op hetzelfde moment krijgt Abraham de belofte dat Sarai – die voortaan Sara zal heten – een zoon zal krijgen. Het einde van de episode levert een aandoenlijk beeld van samenhorigheid op: Zo werden op een en dezelfde dag Abraham en zijn zoon Ismaël besneden. (17,26)
Hagar en Ismaël verdreven
Wanneer Isaak geboren wordt en opgroeit, wordt de situatie zo complex dat Sara erop aandringt dat Abraham Hagar en Ismaël zou wegsturen. En dat doet hij, met een bezwaard hart. Ze krijgen enkel brood en een zak water mee.
Hagar neemt de weg naar haar geboorteland Egypte, door de woestijn. Daar dreigen ze van dorst om te komen. Ze legt haar kind onder de struiken omdat ze het niet wil zien sterven. Maar dan verschijnt haar een engel, die een belofte uitspreekt: Ik zal een groot volk uit hem doen voortkomen! Hagar kijkt op, ziet een waterput en vat weer moed. In Genesis 25,12-18 lezen we dat Ismaël de aartsvader wordt van 12 stammen, voorouders van de Arabieren.
Drama en aanvaarding
Abraham hoopt dat de rust zal kunnen terugkeren in zijn tent. Maar dan krijgt hij de opdracht om weer op weg te gaan, ‘uit te trekken’, naar de berg Moria. Daar krijgt hij het ongelooflijke te horen: ‘Breng je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, ten offer.’ (Genesis 22,2) Voor de tweede maal dreigt het hart van Abraham te breken. Isaak laat zich binden en houdt zich sterk in wat hij aanvaardt als zijn lot.
Ditzelfde verhaal wordt verteld in de Koran, Soera 37 (101-107):
Mijn Heer, schenk mij een nakomeling die goed zal zijn!
Dan gaven wij hem de tijding van een verdraagzame zoon.
En toen deze de leeftijd van een knaap bereikt had, zei hij:
‘O mijn lieve zoon, ik heb in een droom gezien dat ik jou heb te offeren;
wat zeg je daarvan?’
Hij antwoordde: ‘Mijn vader, doe zoals u bevolen is.
U zult mij, indien Allah het wil, zeker geduldig vinden.’
De zoon krijgt hier de trekken van iemand die het drama aanvaardt. Volgens de Hadith, de mondelinge overlevering bij de Koran, gaat het in dit verhaal evenwel over Ismaël, niet over Isaak. Het is overigens dit verhaal dat centraal staat in het islamitische Offerfeest. Islam betekent overigens: onderwerping of overgave.
Volgens de islamitische overlevering stamt de profeet Mohammed af van Ismaël. En zo werd hij inderdaad de stamvader van een groot volk. De belofte is vervuld.
Broers ondanks alles
Zowel Isaak als Ismaël weten wat lijden is en wat het betekent om je leven in de waagschaal te stellen of helemaal uit handen te geven. Ze zijn beiden getekend door het dramatische gebeuren op de berg. Ze zijn werkelijk elkaars broeders. Samen deelden ze hun verdriet bij het overlijden van hun vader en samen begroeven ze hem in Hebron. Daarna gingen hun wegen weer uiteen.
Toen Isaak – volgens de joodse overlevering – op het altaar lag en Abraham het offermes hief, scheurde de hemel open en zag hij alles wat in de verre toekomst gebeuren zou. Misschien zag hij ook de verzoening met zijn halfbroer… Zouden hun beider nakomelingen dat nog mogen meemaken?
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.