Bijbel van A tot Z ~ R van Rein
In de Bijbel gaat het meestal over reinheid in verband met de cultus. Als je tot God wil naderen, voor een offergave bijvoorbeeld, moet je rein zijn. Ook alles wat tot de plaats behoort waar God vereerd wordt, moet rein zijn: ruimtes, gebruiksvoorwerpen. God is heilig, en daarom moet ook de mens zichzelf heiligen, dat wil zeggen zich afzonderen van alles wat niet rein is (zie Leviticus 19,1 vv). Ook objecten, zoals stoffen die schimmels vertonen, kunnen onrein zijn en mogen de tempel niet in.
Mensen zijn (tijdelijk) onrein onder meer:
- bij een huidziekte. Zo gauw de ziekte verdwenen is en een priester de zieke genezen verklaart, kan de persoon in kwestie weer deelnemen aan bijeenkomsten van de gemeenschap.
- na seksuele handelingen
- bij bloedverlies, bijvoorbeeld menstruatie
- na het aanraken van een dood lichaam
Rein en onrein voedsel
Ook met betrekking tot het gewone dagelijkse leven, eten en drinken bijvoorbeeld, komt reinheid ter sprake. Tot de reine dieren, die gegeten mogen worden, behoren:
- dieren met gespleten hoeven én herkauwers
- vissen met schubben
- sprinkhanen met springpoten (andere niet)
- bepaald gevogelte, maar zeker niet alles
De Bijbelse visie op bloed speelt hierin een rol. Bloed is drager van het leven (Leviticus 17,11) en dat mag je dus nooit consumeren. Carnivoren zijn daarom onreine dieren.
De gebruiken vinden mogelijk hun oorsprong in leefregels die te maken hebben met gezond en waardig voedsel.
Al deze regels helpen om met verstand en wijsheid vorm te geven aan lichamelijke en mentale hygiëne. Dergelijke regels waren niet uitzonderlijk voor Israël maar kwamen voor in het hele Nabije Oosten.
Wasritueel
Onreinheid kon vaak verholpen worden door zich te wassen met koud water of door onderdompeling. Vandaar dat een Joodse gebedsplaats dikwijls bij stromend water te vinden was, zoals we lezen in Handelingen 16,13:
- Op sabbat gingen we [Paulus] de stadspoort uit in de richting van de rivier, want we vermoedden dat daar een gebedsplaats was.
Ook bij de tempel in Jeruzalem waren er reinigingsbaden voor alle pelgrims die het gebouw wilden binnengaan.
Reinheid bij Jezus
In het Nieuwe Testament worden demonen ook wel ‘onreine geesten’ genoemd. Het gaat om krachten die bezit nemen van een mens en hem beroven van zijn vrijheid. Jezus drijft de demonen uit en laat de mensen weer tot zichzelf komen. Zo kunnen zij weer in alle vrijheid deelnemen aan het geloofsleven en de maatschappij.
Daarbij zien we dat Jezus altijd naar de mens keek, zonder hem te reduceren tot zijn ziekte of staat van reinheid.
In het Marcusevangelie (hoofdstuk 5,21-34) wordt het verhaal verteld over een vrouw die aan permanent bloedverlies leed en dus onrein was. Toch raakte ze Jezus aan, waardoor ze genas. Wanneer Jezus haar vraagt zich kenbaar te maken, vreest ze zijn reactie, maar Jezus is helemaal niet kwaad.
Rein en onrein, goed en kwaad
In het Eerste Testament wordt het woordenpaar rein-onrein ook in morele zin gebruikt.
De mens moet niet alleen lichamelijk rein voor God leven, maar ook geestelijk. De twee hangen zelfs nauw samen.
Zo lezen we in psalm 24 (verzen 3-4):
Wie mag de berg van de HEER bestijgen,
wie mag staan op zijn heilige plaats?
Wie reine handen heeft en een zuiver hart,
zich niet inlaat met leugens
en niet bedrieglijk zweert.
Mensen die zó leven worden door Jezus zalig geprezen: Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. (Matteüs 5,8)
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.