Bijbel van A tot Z ~ V van verrijzenis
De cultuur waarin het Eerste (of Oude) Testament tot stand komt, is geen individualistische zoals de onze. Integendeel. De groep of het volk waartoe je behoort, bepaalt grotendeels je identiteit als mens. Dat zie je heel goed terug in de verrijzenisgedachte, die uitgaat van de vereniging met voorouders en aan het (liefst uitgebreid) nageslacht. In Genesis 15 zegt God tegen Abraham:
- Je zult in vrede met je voorouders worden verenigd en in gezegende ouderdom begraven worden.
De gedachte om terug te keren naar deze levengevende verbinding, was voor de oudoosterse mens troostrijk. In Psalm 28 klinkt het zo:
- Welzalig is eenieder die de EEUWIGE vreest,
die in Zijn wegen gaat.
Want u zult eten van de inspanning van uw handen;
welzalig zult u zijn en het zal u goed gaan.
Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen in uw huis,
uw kinderen zullen zijn als jonge olijfbomen rondom uw tafel.
Zie, zo zal zeker de man gezegend worden
die de EEUWIGE vreest.
De EEUWIGE zal u zegenen vanuit Sion;
u zult het goede van Jeruzalem zien, al de dagen van uw leven.
U zult de kinderen van uw kinderen zien.
Vrede over Israël!
De zegen van de Eeuwige wordt concreet in een rijk nageslacht en ouderdom. En juist dit gegeven brengt vrede, niet zozeer alleen voor het individu, maar voor het volk: Vrede over Israël!
Rechtvaardiging voorbij de dood
De gedachte aan het leven voorbij de dood wordt verder uitgewerkt wanneer het volk Israël geteisterd wordt door opeenvolgende catastrofes (ballingschap en hevige onderdrukking). Wie volhardt in zijn geloof, mag erop rekenen dat God zich zijn lot aantrekt: Hun bloed is kostbaar in zijn ogen (psalm 72,14). Ook in het bekende ‘vierde Knechtslied’ lezen we dit: Daarom ken ik hem een plaats toe onder de velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood. (Jesaja 53,12)
In het boek Makkabeeën geven 7 zonen hun leven af om toch maar niet ontrouw te worden aan het geloof in de Schepper die aan de oorsprong staat van alle leven. Een van hen spreekt de verdrukker als volgt toe:
- Mijn broers is krachtens het verbond met God na een kortstondig lijden het eeuwige leven ten deel gevallen, maar u zult voor uw hoogmoed door God worden veroordeeld tot een rechtvaardige straf. 2 Makkabeeën 7,36
Verrijzenis bij de farizeeën en Jezus
Deze verrijzenis-taal breekt ten volle door in de eerste eeuw voor Christus. De farizeeën zijn overtuigd van een lichamelijke opstanding van de doden. In de Griekse denkwereld was men wel vertrouwd met het concept van de onsterfelijkheid van de ziel, maar van de wederopstanding van een lichaam was geen sprake (zie Handelingen 17,32!).
En toch is het juist dat wat van Jezus wordt gezegd. Simon Petrus citeert in een verkondigingsrede Psalm 16 om dit duidelijk te maken:
- David zegt immers over hem:
‘Steeds houd ik de Heer voor ogen,
hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.
Daarom verheugt zich mijn hart
en jubelt mijn tong van blijdschap.
Ja, mijn lichaam zal behouden blijven,
want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk
en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.’ Handelingen 2,25-27
Ook de Griekssprekende Korintiërs vinden het moeilijk om te begrijpen wat dan precies verstaan wordt onder die ‘verrijzenis van het lichaam’. Paulus zal er in zijn eerste brief een lang hoofdstuk aan wijden, absoluut de moeite waard om in zijn geheel te lezen (1 Kor 15). Wij horen hem daar het volgende uitleggen: Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt!
Vrede over jou en over Israël!
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.