Bijbel van A tot Z ~ A van Adam
Veel mensen gaan ervan uit dat ‘Adam’ een eigennaam is. Maar dat klopt niet helemaal. Het Hebreeuwse woord ’adam betekent allereerst gewoon mens. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van dit woord in Psalm 8:
- Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?
Voor het woord ‘mensenkind’ gebruikt het Hebreeuws ben-’adam, letterlijk: zoon (of kind) van een mens. De term mensenkind (of mensenzoon) komt in de Bijbel op verschillende plaatsen voor. Adam is elckerlyc: iedere mens!
In Genesis 1 lezen we dat God ‘de mens’ schept:
- God zei: ‘Laten wij mensen (Hebreeuws: ’adam - enkelvoud) maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens (’adam) als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.(1,26-27)
Gods evenbeeld is mannelijk én vrouwelijk tegelijk
‘De mens’ van in den beginne is een tweevoudige mens: deze mens is ‘mannelijk en vrouwelijk’. We kunnen dat op verschillende manieren verstaan.
- De mens is maar compleet en kan maar beeld van God zijn in complementariteit: ik en de ander. Die ander wordt in het scheppingsverhaal van Genesis 2-3 de ‘tegenover’ genoemd: iemand die anders is dan ik en daarom mijn tegenover is (Genesis 2,18). In de visie van de schrijver van Genesis 1 vormen man en vrouw samen het beeld van God. Dit impliceert radicale gelijkwaardigheid. Bovendien is deze tweevoudigheid de garant voor de voorplanting van de mens (Wees vruchtbaar).
- De mens kan maar beeld van God zijn wanneer hij mannelijk en vrouwelijk in zichzelf integreert. Dat is de mens die de twee kanten in zich aan bod laat komen: alles waar mannelijk en alles waar vrouwelijk voor staat. Dan gaat het om de hele mens, de mens die in zichzelf heel de rijkdom van het mens-zijn aan bod laat komen zodat hij lijkt op Elohiem (de Godsnaam in Genesis 1 – een meervoudsvorm!) die mannelijke en vrouwelijke karakteristieken in zich draagt.
In Genesis 2,24 zal duidelijk worden dat de schrijver daar allereerst de complementariteit van de mens ‘als man en vrouw’ voor ogen heeft.
Man en 'mannin'
Net zomin als adam dus een eigennaam is, geldt dat voor de vrouw. De schepping van mens als man en vrouw wordt in Genesis 2 anders verteld, in twee fasen. Eerst wordt adam geschapen, en dan wordt zijn tegenover geschapen. Op het moment dat het onderscheid tussen de twee duidelijk wordt, gebruikt het Hebreeuws twee andere woorden (Gen 2,21-24):
- ’isch voor de man
- ’ischa voor de vrouw
De Statenvertaling vertaalde dit als man (’isch) en mannin (’ischa) om de verwantschap tussen de twee woorden uit te laten komen.
Eva, moeder van allen
In Genesis 3,20 geeft ‘de man’ dan een aparte naam aan de vrouw. Dat gebeurt na het drama van het eten van de boom van goed en kwaad en de gevolgen daarvan voor het mens zijn. Hij noemt haar ‘Eva’. Het Hebreeuwse woord voor Eva is chawwah, en de schrijver legt een verband met het werkwoord chawah: in leven zijn. Hij geeft er in de tekst de volgende verklaring bij: want zij werd de moeder van al wie leeft (3,20).
Eva is de moeder die het leven geeft en doorgeeft.
In navolging van deze bijzondere naam voor de vrouw (’ischa) werd gaandeweg de soortnaam ’adam tevens een eigennaam: Adam.
En toch zal in de Hebreeuwse Bijbel het woord ’adam meestal gewoon mens blijven betekenen.
De nieuwe Adam
In de Brief aan de Romeinen zal Paulus eveneens met de twee betekenissen spelen: ’adam in de betekenis van mens, en ’adam als Adam, die de voorafbeelding is van hem die komen zou. En zo spant Paulus de boog die reikt van ‘de mens’/Adam tot aan Jezus, de messias (5,12-21). Wordt Jezus niet de Mensenzoon genoemd, letterlijk de zoon van een mens?
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.