Bijbel van A tot Z ~ Wie of wat is Baäl?
In het Oude Testament is meermaals sprake van Baäl of baäls. Dit Hebreeuwse woord betekent zoveel als ‘eigenaar’, meer concreet ook ‘grondbezitter’ of zelfs ‘echtgenoot’ (tja, de Semitische samenleving was erg patriarchaal).
De term werd ook toegepast op heersers van onderworpen volken, zoals in Jesaja 16,8: Vreemde heersers [baäls] hebben de druiven van de wijngaard van het volk van Moab vertrapt. Een ‘baäl’ kon ook een soort ‘geest’ zijn, als eigenaar van een bron of een ‘heilige’ boom. Met het woord ‘baäl’ werd ook de god van de Kanaänitische volken aangeduid.
Er bestonden dus vele ‘baäls’. Allemaal eigenaars, heersers, geesten en goden waar je voor moest opletten.
Bijbelse God is totaal anders
Je zou denken dat zo’n cultuur met vele baäls weinig aantrekkelijk is: hij creëert een vaag-religieuze wereld die je verknecht houdt. Toch lieten de Israëlieten zich vaak verleiden tot offers van de vruchtbaarheidsgod Baäl, om erbij te horen of geluk af te dwingen.
De Bijbelse God had zich daarentegen laten kennen als de totaal Andere. Je kon je er geen voorstelling van maken. Je wist alleen dat Abraham op Hem durfde te vertrouwen en dat het er bij Hem niet op de hoeveelheid offers aankwam, maar om verbondenheid en solidariteit.
De profeten van Israël hebben hemel en aarde bewogen, telkens opnieuw, om het volk weg te houden van verknechtende religies.
Israël kan maar één ‘baäl’, één ‘eigenaar’ hebben: de ENE, God van Abraham, Isaak en Jakob. Geen wispelturige eigenaar, die weggooit wat niet van tel is. Maar een trouwe en betrouwbare partner.
Gouden kalf van onbegrip
In Rechters 3,7 lezen we: De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER: ze vergaten de HEER, hun God, en dienden de Baäls en de Asjera’s.
Asjera werd vaak vereerd in de vorm van een paal of een boom. Baäl zelf is een stormgod en god van de regens. Beiden stonden dus voor vruchtbaarheid. Baäl werd afgebeeld met een knuppel en een soort bliksem in zijn hand en soms staande op een dier.
Deze voorstelling voert ons rechtstreeks naar het verhaal van het gouden kalf in het boek Exodus, hoofdstuk 32. Terwijl Mozes op de berg is, verliest het volk beneden zijn ongeduld: Wat is er van die Mozes geworden? En zij vragen aan Aäron, diens broer, om van hun sieraden een gouden kalf te gieten. Dat stierkalf – de stier staat voor energetische en seksuele kracht en voor vruchtbaarheid – wordt de drager van de godheid, precies zoals bij Baäl.
Het volk springt en zingt het rond het gouden kalf terwijl het uitroept: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’
Daarmee was de versmelting tussen de Kanaänitische godheid en de God van Israël een feit. Precies wat de profeten – met Mozes op kop – wilden voorkomen.
Onthoud
Ook vandaag is het niet vanzelfsprekend om de Bijbelse God trouw te blijven en te respecteren als de totaal Andere, die zich alleen openbaart in een luisterend hart en in de solidariteit van het Verbond.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.