Het bijzondere verhaal van 'Broeder Internationaal' Henrik-Maria
Als kluizenaar voor 1 week wordt Saskia van den Kieboom hartelijk onthaald door de Zweeds-Filippijnse karmeliet Henrik-Maria in Brugge. Hij maakt indruk met zijn haast vlekkeloos Nederlands en goed geplaatste grapjes. Maar hoe komt hij in Vlaanderen terecht? Inschikkelijk maakt de broeder even tijd voor een interview.
Lees het interview onder de video 'Kluizenaar voor 1 week'.
Hoe was het om in een Filippijns gezin in Zweden op te groeien?
Broeder Henrik-Maria Duenas • We verhuisden naar Zweden toen ik 4 jaar was, voor het werk van papa. In de Filippijnen is haast iedereen katholiek, in Zweden zo goed als niemand. Het is een seculier land. Veel van mijn Zweedse vrienden kenden nauwelijks iets over het christendom. Bij mijn moslimvrienden zag ik dan wel weer toewijding aan het geloof.
Bij ons thuis was het geloof belangrijk. Mijn familie heeft een speciale voorliefde voor Onze-Lieve-Vrouw van Fatima. We baden dagelijks samen het rozenhoedje en elke zondag gingen wij naar de hoogmis in de parochie. Mijn zus en ik werden zelfs misdienaars en dat bleef ik tot aan mijn intrede in het klooster.
Dat ik me al vroeg in het geloof ging verdiepen, had misschien te maken met mijn zoektocht naar identiteit als jonge immigrant. Was ik nu Filippijn of Zweed?
Ik leek nergens thuis te horen. Dat mijn religie zo in de minderheid was, maakte het extra moeilijk. Er bestonden veel vooroordelen over katholieken en het katholicisme. Toen Vlaamse karmelietessen naar Zweden kwamen in 1956, woedde in het parlement een fel debat over de vraag of ze moesten worden uitgezet. Er bestond in Zweden toen nog een kloosterverbod! In 1961 kregen de karmelietessen echter dispensatie en zo konden ze blijven.
Hoe leerde je de Karmel kennen?
Als 16-jarige ging ik mee op bedevaart naar Italië: Rome, Assisi, Loreto, San Giovanni Rotondo, Monte Cassino en zo meer. Bij het graf van Padre Pio bad ik om onderscheiding. Help me te ontdekken wat ik met mijn leven moet doen! Als jong kind had ik er al van gedroomd priester of pater te worden, maar in de puberteit was die droom stilletjes verflauwd. Nu begon ik meer en meer aanvaarden dat toch ik een kloosterroeping had.
De Karmel kende ik zijdelings. Als kind droeg ik het scapulier van de Karmel altijd bij me. Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Karmel en het Onbevlekt Hart van Maria waren mijn favoriete verbeeldingen van Maria, die ik heel genegen ben. Maar wat mij uiteindelijk echt naar de Karmel bracht, was een boekje van een Vlaamse karmeliet, pater Wilfried Stinissen, over het Inwendig Gebed. Samen met 3 Vlaamse medebroeders stichtte hij het klooster van Norraby in Tågarp, waar hij tot aan zijn dood verbleef. Ik vond het boekje in de bibliotheek van de parochie en het opende een nieuwe wereld voor mij.
Nu pas begreep ik dat het gebed een relatie was met God, en dat ik ook geroepen was om met Hem verenigd te zijn.
Ik probeerde te beoefenen wat het boek leerde over de stilte, de eenzaamheid en het onthechting, het leven in tegenwoordigheid van God. Ik voelde me gedreven naar de plaats waar men dit helemaal beleeft, en dat was dus in de Karmel, waar de dagorde twee uur stil gebed voorziet (één uur ‘s ochtends en één uur ‘s avonds). Ik was overtuigd dat dit mijn thuis was. Op mijn 19de verjaardag ben ik ingetreden.
Hoe werd je ‘Broeder Internationaal’?
In 2010 werd ik naar Vlaanderen uitgestuurd – de Zweedse Karmel behoort nog altijd tot de Vlaamse provincie. En tussendoor verbleef ik ook enkele jaren in twee kloosters in en bij Parijs. Zo ontstond het grapje ‘Broeder Internationaal’. Eerst zei ik schertsend ‘Broeder Identiteitscrisis’ maar dat klinkt niet zo positief.
De Karmel telt talrijke grote figuren. Wie is jouw favoriet?
Mijn lievelingsheilige – de Moeder Gods en Sint-Jozef even buiten beschouwing gelaten – is de Heilige Thérèse van Kind Jezus en van het Heilig Aanschijn, of kortweg Kleine Teresia. Haar geschriften zijn altijd een bron van inspiratie. Ze werd maar 24 en had na haar intrede het klooster nooit verlaten, maar wat een grote impact had ze op de Kerk! Ze geldt als co-patrones van de missie, naast de grote missionaris Franciscus Xaverius.
Thérèse is voor mij als een grote zus. Bij haar kom ik raad vragen, bij haar kan ik altijd bemoediging en troost vinden.
In de zomer ga ik haar geschriften gewoonlijk in Lisieux bestuderen. Altijd ontdek ik bij haar wel iets nieuws over de maat en diepte van de Liefde en de Barmhartigheid van God.
Heb je nog een boodschap voor de lezers?
In deze tijd van quarantaine kan de eenzaamheid zich doen gelden. Je kan daar makkelijk gefrustreerd over worden.
Mijn kleine bemoediging kan maar zijn: je bent niet alleen in je eenzaamheid.
Wij zijn allemaal bezield en bewoond door God. De stilte en de eenzaamheid openen ons om dit te beseffen en soms zelfs ervaren. Wees niet bang voor de stilte, open je voor Hem, zoals Jezus zei in de Bijbel: ‘Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.’ (Apokalyps 3, 20)