‘Chocomousse met Baileys’ — een kerstverhaal door Marnix Peeters
Download het verhaal als printbare pdf
Chocomousse met Baileys
‘Het gaat een rare Kerstmis zijn,' zei Frans Nagels. ‘Zo met ons drieën.’
Hij peuterde met duim en wijsvinger de overtollige restjes tabak uit zijn versgerolde sigaret.
‘Zo spijtig,’ zei Ingrid Nagels. ‘Ge weet dat elk jaar het laatste kan zijn, en toch komt het hard aan.'
‘Zeker met die lymfen,’ zei Frans Nagels. ‘Ze had maar twintig procent kans om het einde van het jaar te halen. En toch denkt ge: ze zal het wel redden, ze zal zich er wel doorvechten. Van sommige mensen kunt ge u niet voorstellen dat ze sterven. Zeker niet zo’n goed menske als Gusta. Daar zat nu eens geen gram kwaad in. Die kwam met iedereen overeen.’
‘En hoe ze, op haar leeftijd!, nog Susa Nina kon zingen,' zei Ingrid Nagels. ‘Elk jaar opnieuw, na het dessert. Ik ga zo verdrietig zijn als op kerstavond de chocomousse met Baileys op zal zijn.’
‘Dedju, ja,’ zei Frans Nagels. 'Dat gaat raar doen.’
‘Het is geen chocomousse met Baileys,’ riep Jeanne Nagels vanuit de keuken.
‘Wat!' gilden Frans en Ingrid Nagels als met één stem.
‘Wát zegt gij?' riep Frans Nagels toen er niet meteen een antwoord volgde. ‘Het is altijd chocomousse met Baileys. Het is al veertig jaar chocomousse met Baileys. Het is geen Kerstmis zonder chocomousse met Baileys.’
‘Dit jaar wel,’ zei Jeanne Nagels. ‘Dit jaar is het Kerstmis zonder chocomousse met Baileys. Sunday lust geen alcohol.’
‘Wié?’ riep Frans Nagels. ‘Sunday?'
‘Wie is Sunday?’ gilde Ingrid Nagels.
‘Sunday is onze nieuwe vriend,’ zei Jeanne Nagels, in de deuropening verschijnend, achter haar rug haar keukenschort losmakend en die vervolgens over haar hoofd trekkend. ‘Hij komt uit Niger. En gezien Gusta dood is, en iedereen het erover eens is dat het zonder haar raar en verdrietig zal zijn, komt Sunday haar plaats innemen.’
‘Hoe kent gij zo iemand?’ vroeg Frans Nagels. ‘Ik heb u nog nooit over een Sunday horen spreken. En ineens is Sunday daar.’
‘Hij doet vrijwilligerswerk bij de groendienst,’ zei Jeanne Nagels, ‘en hij eet ’s middags zijn boterhammen op in het lokaal van het bloemschikken. Hij was direct heel populair. Hij is echt heel vriendelijk, en hij spreekt al goed Nederlands.’
‘Wacht efkes,’ zei Frans Nagels. ‘Moment.’
‘Ik zeg: boterhammen,’ zei Jeanne Nagels, ‘maar hij eet iets anders. Een bewaardoos met iets met veel kruiden, en kikkererwten. Het ruikt enorm.’
‘Moeder, ge gaat toch geen vreemden vragen voor het kerstfeest!,’ mengde Ingrid Nagels, die eerst verbijsterd had toegeluisterd, zich in het gesprek.
'En dan nog een neger!,’ voegde zij er snel aan toe.
‘Dat zeggen we niet meer,’ zei Jeanne Nagels. ‘Dat is stigmatiserend en lelijk. En waarom zouden wij zo iemand niet eens uitnodigen?’
‘Moeder, in geen duizend jaar!’ riep Ingrid Nagels. ‘Het is Kerstmis!'
‘Juist daarom,’ zei Jeanne Nagels.
‘Ge doet op uw bloemschikken wat ge wilt,’ zei Frans Nagels fel, ‘maar van ons kerstfeest blijft ge af!’
‘Het is toch vooral míjn kerstfeest,’ zei Jeanne Nagels. ‘Ik sta er een hele dag voor in de keuken, anderhalve dag als ik de kroketten meereken, ik mag nu wel eens beslissen over wie er mee komt eten. Misschien wordt het wel eens plezant, zonder oude Gusta met haar valse Susa Nina. En haar zattemanspraat op het eind. De rest van de fles Baileys die ze opdronk.’
‘God hebbe haar ziel!,’ zei Frans Nagels kwaad. ‘Hoe durft ge zo over haar spreken!’
‘Lieve, brave Gusta!,’ zei Ingrid Nagels.
‘Ge waart altijd blij als het voorbij was,’ zei Jeanne Nagels. 'Elk jaar kwaamt ge om elf uur terug binnen, blazend van: die ligt gelukkig ook weer in haar bed. Elk jaar in november begont ge te fantaseren over manieren om haar eens te kunnen afschepen.’
‘Niet waar!’ zei Ingrid Nagels.
‘Om te lachen!’ protesteerde Frans Nagels.
‘Dat is dan afgesproken,’ zei Jeanne Nagels, in de keuken verdwijnend.
(Lees verder onder de foto)
‘Dus ge zijt van Nigeria,’ zei Frans Nagels, nadat de eerste minuten aan tafel in een gespannen stilte waren doorgebracht.
‘Niger,’ corrigeerde Sunday Nakubuyeru hem vriendelijk. ‘Nigeria is een buurland, het is er lang niet zo erg als bij ons.'
‘Bij ons, zegt hij,’ zei Ingrid Nagels met een afgemeten glimlach naar haar vader. ‘Maar ge zijt nu wel hier, in België!’
‘Gelukkig,' antwoordde Sunday Nakubuyeru. ‘Dank u daarvoor. Anders was ik dood geweest, in de handen van Burkinese rebellen. Ze staken voortdurend de grens over om ons dorp te plunderen, Yolo.'
‘Yolo, is dat uw dorp?' vroeg Ingrid Nagels spottend. ‘Ge leeft maar één keer, in Yolo!’
Dat zeggen ze zo op het internet, Sunday,’ vervolgde ze toen ze merkte dat haar toehoorder het mopje niet vatte. ‘You only live once. Ge moet er het beste van maken. Al uw kansen grijpen. Maar ik denk niet dat we dat aan u moeten uitleggen.’
‘Híj grijpt zijn kansen wel,’ zei Frans Nagels met zijn kin in de lucht. ‘In kansen grijpen heeft hij geen lessen te krijgen.’
Vader en dochter lachten zuur.
‘Hebt ge dan geen leger in Nigeria, om die stoute rebellen tegen te houden?' vroeg Frans Nagels na een moment van ongemak.
‘Niger,’ antwoordde Sunday Nakubuyeru. ‘De situatie in de Sahel is zeer complex. De politieke toestand is chaotisch. Er zijn in het land zelf bijna een miljoen mensen op de vlucht voor het geweld en de honger.’
‘Beter in uw eigen land op de vlucht dan naar ergens anders,' zei Ingrid Nagels grinnikend tegen haar vader. ‘Eigen land eerst! Wat we zelf doen, doen we beter!’
‘De klimaatcrisis maakt alles nog erger,’ zei Sunday Nakubuyeru op sombere toon.
‘Ah, natuurlijk, de klimaatcrisis!’ riep Frans Nagels, met de vlakke hand op tafel slaand. ‘Die hadden we nog niet gehad. Is het daar bij u ook aan het opwarmen? En het was al zo’n schoon weer!’
‘Hevige regenval…’ zei Sunday Nakubuyeru.
'Ah, dat zal toch voor de nodige verkoeling zorgen!’ zei Frans Nagels. ‘Het is altijd zo droog en stoffig in de Sahel.’
‘… Vernietigt de oogsten,' ging Sunday Nakubuyeru verder. ‘Mensen zien de weinige opbrengsten van het land nog verpieteren…’
‘Het is altijd iets,’ zei Ingrid Nagels. ‘Te droog, te nat, te kalm, te druk. Aan de kust klagen ze ook elk seizoen steen en been. Is er niet te weinig volk, dan is er te veel en hebben ze frigoboxen bij. Wij kennen dat, Sunday. Als de economie slabakt krijgen ze te weinig accijnzen binnen en als ze aantrekt staan er te veel files. Laat het twee maanden mooi weer zijn en het grondwater staat te laag, laat het twee maanden regenen en de boel overstroomt. Dat is het leven, kameraad. De vraag is alleen: als iedereen de hele tijd maar op de loop gaat bij de minste tegenslag, hopend dat er elders meer te rapen valt, waar eindigt ge dan?’
‘Met iedereen constant ergens anders,’ zei Frans Nagels. ‘Een hoop problemen en chaos. Iedereen kan beter gewoon op zijn plaats blijven.’
‘Mist ge uw land nooit?’ vroeg Ingrid Nagels. ‘Uw familie?’
‘Ik heb alleen nog vier broers,' zei Sunday Nakubuyeru.
‘Dan zult ge in het kader van de gezinshereniging…’ begon Frans Nagels.
‘Zwijg stil, vader!’ siste Ingrid Nagels. ‘Voor ge het weet brengt ge hem op ideeën. Straks staan ze hier met vijf de plantsoenen te harken.'
‘Wie is er met vijf de plantsoenen aan het harken?’ vroeg Jeanne Nagels, die met een dienblad uit de keuken kwam.
‘We zijn aan het kennismaken met Sunday, Jeanne,’ zei Frans Nagels. ‘We hebben al veel bijgeleerd over de politieke toestand en de klimaatkwestie in, Niger was het, hè Sunday? Niet van de poes, dat is duidelijk. Maar het is overal iets, had Ingrid net gezegd.’
‘Soms is het beter om rustig af te wachten als de dingen wat tegenzitten,’ zei Ingrid Nagels. ‘Als iedereen altijd overal op de loop gaat, wordt er nooit iets opgelost.’
‘Wat is dat?’ exclameerde Frans Nagels, wijzend naar de dampende schotel die zijn echtgenote op de tafel had gezet.
‘Ik wist al niet wat ik rook,’ zei Ingrid Nagels, haar bovenlip optrekkend. ‘Wat is dat?’
‘Couscous met kikkererwten, paprika, granaatappelpitjes, verse munt en ras el hanout,’ zei Jeanne Nagels trots.
‘En voor ons?’ vroeg Frans Nagels, kwaad naar Sunday kijkend. ‘Wat eten wij?’
‘Dit,’ zei Jeanne Nagels.
‘En de kroketten? En de kalkoen?’ zei Ingrid Nagels boos.
‘Zijt gij op uw kop gevallen?’ zei Frans Nagels.
‘En blijven botsen, moeder?’ riep Ingrid Nagels.
(Lees verder onder de foto)
Na het dessert, baklava met kardemom en sinaasappelzest, en nadat de twee weerspannige, mopperende eters elk anderhalve fles rode wijn soldaat hadden gemaakt, en Frans Nagels ook twee grote bellen armagnac, was deze laatste rechtgestaan, had geroepen dat de vrede van de Heer altijd met iedereen van goede wil zal zijn, gevolgd door ‘Maar tot hier en niet verder!’, had zich tot Sunday Nakubuyeru gericht, had gezegd dat die warme groeten moest overbrengen aan zijn broers, maar niet té warm, had de gast bij de arm genomen en hem onder dwang de gang ingeleid, waar zijn jas hing en zijn rugzak stond, had hem die helpen aandoen, had zich luidop afgevraagd waarom die asielzoekers in godsnaam de hele tijd hun hele hebben en houden met zich meeslepen, en had de voordeur met een luide smak achter de afscheidnemer dichtgeslagen, ‘Ga nog wat perkjes schoffelen, en tot nooit meer!’ roepend.
Zonder nog een woord tegen elkaar te zeggen waren de drie gezinsleden kort daarop te bed gegaan, al had Ingrid Nagels bij het opgaan van de trap een tergend valse versie van Susa Nina ten gehore gebracht. ‘Voor lieve, brave Gusta’, had zij bij het uitknippen van haar nachtlampje gefluisterd.
(Lees verder onder de foto)
De eerste krant was die van woensdag 27 december.
Het gezin-Nagels zat aan de ontbijttafel. Frans en Ingrid Nagels waren beide in een opperbeste stemming.
‘Oorlog hier, oorlog ginder,’ schetterde Frans Nagels. ‘Kerstmis heeft duidelijk niet veel geholpen dit jaar.’
‘Primitieve mensen vertonen primitief gedrag,’ zei Ingrid Nagels. ‘Daar valt niets aan te doen.’
‘Nog iemand koffie?’ vroeg Jeanne Nagels. Niemand antwoordde.
Frans Nagels trok bleek weg. Hij prevelde iets, zijn blik op het kopstuk op pagina vijf van de krant gericht.
‘Wat scheelt er, vader?’ vroeg Ingrid Nagels.
‘Krijg nu iets,’ fluisterde Frans Nagels. ‘Groendienst… Prins… Nigeria. Ze schrijven het verkeerd, het moet Niger zijn. Hij is het, de beschrijving klopt. Grijze rugzak van Dickies. Half miljoen.’
‘Geef die krant hier,’ snauwde Ingrid Nagels. ‘Ge ijlt.’
Ook de dochter werd al snel lijkbleek.
‘Wat scheelt er, Ingrid?’ vroeg Jeanne Nagels.
Zij kreeg door haar dochter met een vies gezicht de krant aangereikt, er werd geen woord gezegd.
Afrikaanse prins schenkt half miljoen aan buschauffeur
EDEGEM — Een Antwerpse buschauffeur van De Lijn heeft de kerst van zijn leven beleefd. Een reiziger die op kerstavond bij hem op de bus stapte en die beweerde geen ticket te kunnen betalen, heeft hem een rugzak met maar liefst 330 miljoen CFA-franken cadeau gedaan (goed een half miljoen euro), omdat de man hem gratis liet meerijden. De gulle Afrikaan beweerde op zoek te zijn naar ‘Een goede ziel’, om die het geld, dat hij erfde als Nigeriaanse prins, te kunnen schenken.
Na onderzoek heeft de Antwerpse politie de identiteit van de bizarre weldoener kunnen achterhalen. De man, S.N., verbleef al enige tijd in ons land. Hij vestigde zich na zijn asielaanvraag in Edegem, waar hij als vrijwilliger werkzaam was bij de groendienst.
‘Sunday toch,’ zei Jeanne Nagels, terwijl er een grote glimlach op haar lippen verscheen.
Zij las hardop verder:
‘Hij was een vriendelijke man,’ reageert Soleyman T., de buschauffeur die de merkwaardige Nigeriaan zondagavond omstreeks 22u30 gratis liet meerijden. ‘Ik dacht: het is kerst voor iedereen, ik ga mijn goede hart tonen. Bij het afstappen kwam hij naar me toe en stopte me zijn rugzak in de handen. Ik schrok ervan hoe zwaar die was, ik dacht even aan een bom. Hij zei dat hij lang had geprobeerd om de som geld, zoals het een Nigeriaanse prinselijke erfgenaam betaamt, via het internet aan een willekeurige ontvanger over te maken, maar toen dat niet lukte was hij naar Europa gekomen om het fortuin persoonlijk aan de man te brengen. Hij had kerstavond uitgekozen om zijn edelmoedige slag te slaan.’’
‘Ik zal vanavond chocomousse met Baileys maken,’ zei een opgewekte Jeanne Nagels tot haar echtgenoot en dochter, die met een glazige blik voor zich uit zaten te staren. ‘Als troost in donkere dagen.’
‘Hebt gij een nieuwe halsketting?’ vroeg Frans Nagels, opkijkend uit zijn trance, aan zijn vrouw.
EINDE