Dominicaan Anton Milh over collaborerende kloosterordes in WO II
Op dinsdag 2 februari vindt de Dag van het Godgewijde Leven plaats. Reden voor Tertio om de jonge Vlaamse dominicaan Anton Milh aan het woord te laten. Onlangs verdedigde hij zijn doctorale proefschrift over collaboratie bij drie kloosterordes tijdens de Tweede Wereldoorlog. Milh neemt daarbij ook zijn eigen orde kritisch onder de loep.
Jules Callewaert
Ondanks mijn jonge leeftijd ben ik toch een late roeping, lacht Anton Milh (1992). De kersverse doctor kwam de spiritualiteit van zijn orde op het spoor toen hij historisch onderzoek deed naar pater Jules Callewaert (1886-1964) en diens rol in de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. De kerkhistoricus voelde zich vrijwel onmiddellijk aangetrokken tot de predikheren. In mijn doctoraat ben ik het ‘strengst’ voor de dominicanen, benadrukt Milh. Precies vanuit mijn persoonlijke engagement vind ik het belangrijk bij te dragen aan het zelfverstaan van de orde omtrent een cruciale maar niet rooskleurige pagina uit haar geschiedenis.
Om te weten waar je bent en waar je naartoe gaat, moet je immers begrijpen vanwaar je komt. Anton Milh O.P.
In zijn onderzoek focust Milh ook op de franciscanen en de kapucijnen. Op basis van zijn vooronderzoek bij de kapucijnen en de dominicanen waren die ordes zijn logische startpunt. De franciscanen voegde hij eraan toe om zo drie bedelordes in één studie te vatten, elk met een unieke spiritualiteit, maar met vele parallellen die vergelijkend onderzoek mogelijk maken.
Bevestigt uw onderzoek de verhalen over ‘bruine paters’ die jongeren naar het oostfront stuurden?
Dat cliché is hardnekkig. De ‘Katholieke Actie’ bezigde in de jaren 1930 weliswaar een woordgebruik en vormentaal die erg strookten met de Nieuwe Ordebewegingen, maar had wel degelijk een eigen agenda.
De predicatie voor en tijdens de oorlog was zeker anticommunistisch, maar net zo goed antifascistisch. Die nuance is in de latere beeldvorming nagenoeg volledig verdwenen. Anton Milh O.P.
Mijn studie toont aan dat er in geen van de drie ordes sprake was van systematisch ronselen. Wel hebben enkele figuren actieve collaboratie aangemoedigd, maar die zijn niet representatief voor de tienduizend mannelijke religieuzen die België aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog rijk was.
Toch zijn met name de predikheren gekend vanwege hun wervende preken, ook tijdens de jaren 1930.
Bij de dominicanen zien we in het interbellum een grote instroom van novicen. Het gaat dan om Vlaamsgezinde jongeren met een priesterroeping die op het einde van hun collegetijd een verblijf aan de belgicistische diocesane seminaries niet zien zitten. Met name pater Callewaert combineert in zijn predicatie voor de jeugd een wervend discours over het godgewijde leven met een uitgesproken flamingantisme. Dat oefent een grote aantrekkingskracht uit op die jongeren en vertaalt zich in de statistieken van de intredes in de dominicanenkloosters in die periode.
Was dat Vlaams-nationalisme de hoofdreden voor collaboratie?
Het ultranationalisme was in verschillende Europese landen de doorslaggevende factor voor collaboratie onder religieuzen. Dat merk je bijvoorbeeld bij sommige Franse dominicanen die sympathiseerden met het Vichy-regime en bij franciscanen in Kroatië. Bij ons was pater Callewaert in de jaren 1930 achter de schermen nauw betrokken bij het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Hij steunde de collaboratie van het VNV omdat hij dacht dat Duitsland Vlaanderen onafhankelijkheid zou schenken en de kerk ongemoeid zou laten. Een dubbele inschattingsfout, wat Callewaert enkele jaren later ook zelf moest toegeven.