De haat-liefdeverhouding van Kerk en carnaval
In 325 bepaalde het Concilie van Nicea dat Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan volgend op 21 maart moest gevierd worden. Dat maakte het vanaf dat moment mogelijk om de paasdatum, en ook die van de eraan voorafgaande veertigdagentijd, te berekenen. Dit gaf een belangrijke impuls aan een merkwaardig feest dat bekend raakte als carnaval of Mardi Gras. Een van de oudste en meest authentieke benamingen is Vastenavond. Geschriften uit de dertiende eeuw bewijzen dat deze benaming toen al werd gebruikt. Dat maakt ook duidelijk dat carnaval aanvankelijk tot die ene avond beperkt bleef.
Praktisch nut
De aanleiding voor carnaval was aanvankelijk vooral praktisch: voor het vasten moesten voedingsmiddelen zoals vlees, vet en eieren worden geconsumeerd, omdat zij anders zouden bederven tijdens de vasten. Later werd daar nog de satire op de kerkelijke mysteriespelen aan toegevoegd, met als meest tastbare teken de vermomming. Het feest had ook toen al een ranzig kantje omdat mensen met een lichamelijke en geestelijke beperking als buitenstaanders van de samenleving werden beschouwd. Zij moesten hun oren openhouden en de machtigen vertellen wat de bevolking van hen vond.
Door de eeuwen heen kreeg die satire een almaar grotere rol in het carnaval en de dwaas werd al snel vereenzelvigd met de vrijheid van de dwaas, die gek mocht doen en ongezouten zijn mening kon zeggen.
Doorn in het oog van de heersende klasse
Omdat de boel vrij snel dreigde te ontsporen, voerde de kerkleiding in de zeventiende eeuw de 40 uren van eeuwige aanbidding in waarmee de carnavalisten boete konden doen voor hun bandeloze gedrag. De overmatige consumptie van drank en voedsel, maar ook de volkstoeloop werd niet alleen door de kerkleiding, maar veel nadrukkelijker nog door de seculiere gezagsdragers almaar meer als een veiligheidsrisico ervaren. Volgens historische documenten werd carnaval in de Duitse stad Keulen verboden in 1487, 1609 én 1957.
(Lees verder onder de foto)
Heersers vonden het carnavalsfeest te luidruchtig en armoedig; zij beklaagden zich erover dat iedereen dronken was.
Ook na de Franse Revolutie bleef het wantrouwen bij de toenmalige autoriteiten bestaan, want iedereen kon zich achter de maskers en kostuums verstoppen. De angst was ook groot dat criminelen en politieke activisten van de chaos van het carnavalsfeest misbruik zouden maken. Dat resulteerde in 1795 in een volledig verbod op carnaval. Pas 9 jaar later kregen de carnavalisten opnieuw toestemming om zich te verkleden.
Het moderne carnaval
De carnavalstraditie zoals wij die nu kennen, kreeg in de negentiende eeuw een belangrijke impuls door de burgers, die almaar mondiger werden. Dat resulteerde in een soort schoon carnaval, met vele nostalgisch-romantische elementen. In 1823 werd in de Duitse stad Keulen een carnavalscomité opgericht, dat al snel navolging kreeg in andere steden in binnen- en buitenland. Vooral in verschillende Noord-Duitse steden werd de satire en het recht om de spot te drijven gekoesterd. Zo werd het politiek-literaire carnaval geboren met zijn conferences, onder meer onder impuls van de Carnavalsvereniging van Mainz (Mainz ist Maiz), die in 1838 werd opgericht.
Volgens historici kwam de van aanvang kerkelijke oorsprong van het feest al van kort na de Franse Revolutie onder druk te staan. Die trend werd nog versterkt door de secularisatie. Maar de band werd nooit doorgeknipt, zoals ook blijkt uit de speciale kerkdiensten die in de periode van carnaval tot op vandaag worden gehouden. En natuurlijk zijn er ook de vele gelovigen, met onder meer zelfs enkele bisschoppen, die overtuigde carnavalisten zijn en die waardering hebben voor de maatschappelijke meerwaarde van het feest dat ook kan aanzetten tot een bezinning over de evoluties en trends in de samenleving. Zij waarderen ook de laagdrempeligheid van het feest, waardoor iedereen ongeacht rang of stand kan deelnemen. Carnaval is het feest van iedereen.
Bron: Katholisch.de