Meer juridische bevoegdheden voor religieuze oversten
Gisteren werd het motu proprio Recognitum Librum VI gepubliceerd dat oversten meer bevoegdheden geeft om op te treden tegen religieuzen bij zedendelicten. Het motu proprio beoogt een verduidelijking en correcte interpretatie van canon 695 (over de mogelijkheid om religieuzen uit religieuze instituten te ontslaan).
Het Wetboek van Canoniek Recht definieert een religieus instituut als een samenleving waarin leden openbare geloften uitspreken, hetzij eeuwigdurende of tijdelijke, die echter moeten worden vernieuwd wanneer de tijdsperiode is verstreken, en waar de leden een gemeenschappelijk leven leiden als broers of zusters.
Tot nu toe moest een lid van een religieus instituut door zijn overste worden ontslagen als hij met bepaalde strafbare feiten het kerkelijke strafrecht had overtreden, in het bijzonder bij seksueel en fysiek geweld. Het nieuwe decreet stelt religieuze oversten in bepaalde gevallen in staat om zelf te beslissen of ze de overtreder uit de gemeenschap verwijderen of van mening zijn dat andere middelen voldoende hebben gezorgd voor de hervorming van de religieuzen, rechtsherstel of het herstel van aangedaan onrecht.
Het blijft echter duidelijk dat priesters of paters bij seksuele handelingen waarbij minderjarigen en andere kwetsbare personen betrokken zijn nog altijd zonder pardon uit het priesterambt worden gezet.
Bron: Radio Vaticaan