Spaanse benedictijn legde basis voor de gebarentaal
Het maandblad National Geographic documenteert in zijn nieuwe Engelstalige uitgave hoe monniken een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de gebarentaal. De Griekse filosoof Aristoteles was er nog van overtuigd dat dove mannen in alle gevallen ook dom zijn. Maar benedictijnen dachten daar in de middeleeuwen duidelijk anders over. Een van hen, de Spaanse benedictijn Pedro Ponce de León, legde in de 16de eeuw wellicht de basis voor gebarentaal. De idee ontleende hij aan de inheemse bevolking in Amerika. Die gebruikten handgebaren om met andere stammen te communiceren en de handel met Europeanen te vergemakkelijken. Ook de benedictijnermonniken zelf waren ermee vertrouwd, om tijdens hun dagelijkse stilteperiodes toch met elkaar te communiceren. Geïnspireerd door die voorbeelden werkte Pedro Ponce de León een methode uit om doven met elkaar te laten communiceren. Daarmee was meteen de basis gelegd voor de gebarentaal zoals wij die vandaag kennen.
Een andere Spaanse geestelijke en linguïst Juan Pablo Bonet zou op die inzichten verder bouwen. In 1620 publiceerde hij het oudste nog gekende standaardwerk over onderwijs aan mensen met een gehoorbeperking. Hij ontwikkelde een manueel systeem waarbij de rechterhand vormen maakte om elke letter weer te geven. Dit alfabet, vergelijkbaar met het moderne gebarentaalalfabet, was gebaseerd op de Aretinascore, een systeem van Guido Aretinus, een Italiaanse monnik in de middeleeuwen, om zangers te helpen bij het lezen van muziek. Met de methode van Juan Pablo Bonet kon elke dove persoon leren elke letter van het alfabet te associëren met een fonetisch geluid. Bonet werkte een communicatiemethode uit waarin geluiden om te communiceren werden vermengd met gebarentaal.
In 1755 werkte de Franse katholieke priester Charles-Michel de l'Épée een uitgebreide methode uit voor de scholing van doven, die resulteerde in de oprichting van de eerste openbare school voor dove kinderen: het Nationaal Instituut voor Doven in Parijs, dat kon rekenen op studenten uit heel Frankrijk. Épée paste de gebarentekens aan en voegde zijn eigen handalfabet toe. Dat resulteerde in het handtekeningenwoordenboek. De gestandaardiseerde gebarentaal van Épée was een groot succes en zou zich snel verspreiden over Europa en de VS. In 1814 reisde Thomas Hopkins Gallaudet, een predikant uit Connecticut, naar Frankrijk om te trainen onder de opvolger van Epée, abbé Sicard. Drie jaar later richtte hij de Amerikaanse School voor Doven op in zijn geboortestad Hartford, Connecticut. Intussen is de methode nog verder uitgewerkt en hebben er zich verschillende lokale varianten ontwikkeld die meteen ook de complexiteit en rijkdom van plaatselijke talen en dialecten tot uitdrukking brengen.
Bron: National Geographic