Wandel terug in de geschiedenis in het Mariapark van Averbode

Vlaanderen erkent het belang van het park als uitdrukking van de traditie van de volksdevotie in de katholieke wereld sinds de 2de helft 19de eeuw.
15/10/2021 - 13:20

De Vlaamse overheid heeft vandaag vrijdag 15 oktober 2021 met een voorlopige erkenning de procedure gelanceerd voor de erkenning van het Mariapark van Averbode (Vlaams-Brabant) als onroerend erfgoed. Dankzij het initiatief krijgt het cultuurhistorisch belangrijke themapark, dat in de vergetelheid dreigde te raken, alvast al voorlopige bescherming. Na een openbaar onderzoek wordt binnen negen maanden overgegaan tot de definitieve erkenning.

Mariaverering

De bouw van het Mariapark aan de abdij van Averbode kwam er op initiatief van de Aartsbroederschap van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart, die in de abdij was gevestigd en als doel had de verering van Maria te bevorderen. De vereniging telde op een bepaald moment meer dan een half miljoen (500.000!) leden.

Het processiepark ontstond in het spoor van de Mariaverering die door de heiligverklaring van Bernadette Soubirous in 1933 in een stroomversnelling kwam.

Het parcours bevat zeven staties, die de zeven weeën of smarten van Onze-Lieve-Vrouw uitdrukken, en eindigt in een behoorlijk groot uitgevallen Mariagrot (een van de grootste in Vlaanderen), die in 1998 werd gerenoveerd.

In het spoor van het volkstoerisme

Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele bevestigt de religieuze thematuin bij de norbertijnerabdij van Averbode als getuige van de typisch Vlaamse religieuze traditie van bedevaarten en Mariaverering. Hij ontstond tussen 1935 en 1960, in een periode dat het volkstoerisme volop in ontwikkeling was en de volksdevotie en Mariaverering een grote bloei kenden. Dankzij de sociale wetgeving kon de massa zich voor het eerst echte vakantie veroorloven en werd tegelijk een sterke impuls gegeven aan het dagjestoerisme naar de abdij van Averbode, met zijn uitgestrekte bossen, heiderelicten en landduinen. In die context vroegpater Justinus, de secretaris van de aartsbroederschap, zich af hoe de abdij en de aartsbroederschap nog sterker op dat volkstoerisme kon inspelen en een bezoek nog aantrekkelijker kon maken voor pelgrims. Na een bezoek aan hetkruiswegpark van de franciscanen in Moresnet (nabij Luik) ontstond de idee voor de aanleg van een bedevaartpark, dat ook een religieus-pedagogische dimensie kreeg omdat bezoekers vertrouwd werden gemaakt met de antieke bouwkunst en taferelen uit de Bijbelse geschiedenis.

Een van de staties van het Mariapark
Een van de staties van het Mariapark © kerknet

Ter promotie van de volksdevotie

Omdat het budget beperkt was, viel de keuze voor het bouwmateriaal noodgedwongen op beton, dat toen al de naam had onverslijtbaar en tegelijk modern te zijn. De Zoo van Antwerpenvormde een belangrijke inspiratiebron, omdat die techniek ook daar met succes was toegepast. Die inspiratie wordt vooral duidelijk tijdens een bezoek aan de derde statie. Voor de bouw zelf werd een beroep gedaan op familiebedrijfjes uit de omgeving.

De abt van Averbode zou het Mariapark al in 1936 inwijden, maar toen was alleen nog maar de statie van het Heilig Graf gerealiseerd. Mee door de beperkte financiële middelen (de abdij was in de jaren 1930 bijna bankroet) en de zware brand in de kloostergebouwen in 1942 nam de volledige realisatie van de processietuin op een beboste zandduin net buiten de abdijmuren uiteindelijk 25 jaar in beslag.

Het Mariapark werd een succes en droeg ertoe bij dat een dagje naar de abdij Averbode een begrip werd tot buiten de landsgrenzen. Vandaag vinden de bezoekers van de nog altijd immens populaire abdij nog maar moeilijk de weg naar het Mariapark, dat de devotie voor Maria moest promoten. De erkenning door Onroerend Erfgoed moet dan vooral ook de aanzet zijn om dit park als unieke getuige van een bepaalde tijd, met de opkomst van het volkstoerisme, betonarchitectuur en de in Vlaanderen als nooit voorheen bloeiende Mariadevotie voor de volgende generaties te bewaren.