Waarom we allemaal paaskinderen zijn
Er zijn werken in de straat en ze hebben de elektriciteit afgesloten. Op slag is er geen licht, geen verwarming, geen radio en geen WiFi meer. We hebben nog snel thee gezet die we warm houden boven een theelichtje. Verder zit koken er voorlopig niet in.
Gelukkig schijnt de zon. De poetsvrouw kan niet stofzuigen en ze gaat dan maar alles te lijf met water en dweil. We horen geen deurbel. Ook de slijpschijven en drilboren van de talrijke verbouwers in onze buurt zwijgen vandaag. Alleen de vogeltjes fluiten.
Het zal niet langer dan een dag duren, misschien zelfs maar een halve, hebben ze ons verzekerd. De opstanding is nabij.
Uitkijken naar licht en warmte, het zit diep in onze vezels.
Na een tijd van duisternis en kou snakken we naar het licht in elkaars ogen, naar de warmte van elkaars armen.
Zoals de vrienden van Jezus na die vreselijke kruisdood lamgeslagen waren. Tot ze met Pasen stilaan weer konden geloven. In het licht van het goede dat altijd verder gaat. In de warmte van de liefde die sterker is dan de dood.
Eerst waren er een paar taaie vrouwen, die geloofden ondanks alles. Later kwamen er meer en meer mensen bij, die waar maakten dat Jezus niet voor niets gestorven was.
Tot in onze tijd geven we dat licht aan elkaar door.
Pasen is dit jaar voor de tweede keer geen feest van veel volk in een kerk vol licht. Van zingen uit volle borst van geloof en hoop. Van beierende klokken en alle kinderen van de familie samen in een tuin vol eieren.
Maar er is een nieuwe Paaskaars. Misschien zien we hem voorlopig nog alleen op het scherm, maar hij zal ook dit jaar zorgen voor licht in het donker.
Jezus leeft omdat het goede nooit sterft.
En dat geldt ook voor ons. God staat aan onze kant, aan de kant van het goede. Samen houden we het licht brandend, op weg naar zijn nieuwe wereld.
Zalig Pasen!