Wat betekent het om uitverkoren te zijn?
De een na de ander uit onze vriendenkring stuurt een berichtje rond met een juichkreet of een triomfantelijke foto van een uitnodiging voor een vaccinprik. Pas nu we merken hoe blij we worden van die prikvooruitzichten, moeten we toegeven hoe ongerust we waren. Hoe zwaar het allemaal weegt, al die tijd.
Het vaccin is niet het einde van alle problemen, maar het blijft onmiskenbaar een grote stap in de goede richting. We mogen dus ongegeneerd opgelucht en blij zijn.
Als gevaccineerden voelen we ons een beetje als ‘het uitverkoren volk’: speciaal beschermd en extra geliefd.
Een begrip uit de Bijbel waar ik altijd met enig onbegrip tegenaan ben gelopen.
Waar slaat dat uitverkoren zijn immers op? Waarom zou het ene volk beter zijn dan het andere? En hoe bitter moet de naam ‘uitverkoren volk’ smaken voor iemand die zijn hele familie in de Holocaust heeft verloren? Uitverkoren zijn is blijkbaar lang niet altijd een cadeau.
Dat hele ‘uitverkoren zijn’ klinkt in onze hedendaagse oren ook nogal verdacht. Hoe fout zou het zijn om als ouder een uitverkoren kind te hebben? Tenzij je duidelijk maakt dat al je kinderen uitverkoren zijn voor jou. Maar wat betekent het dan nog?
Misschien hoeft uitverkoren zijn niet iets te zijn dat je afzet tegen anderen.
Lang geleden maakten wij onze kleine dochter wijs dat wij één voor één alle sproetjes op en rondom haar neus hadden ontworpen en getekend, telkens precies op de goeie plek. Wij waren zo blij met haar, dat het voor ons echt zo voelde. En zij voelde zich terecht uitverkoren, zoals al onze kinderen dat waren.
Zo zijn wij allemaal uitverkoren in de ogen van God. Speciaal in onze kleine en grote kantjes, met onze kleine en grote dromen. Uniek in onze plaats in tijd en ruimte. In het bestaan gewild door God en onze ouders.
Uitverkoren om te leven en iets te maken van onze tijd op aarde.
En nu ook nog gevaccineerd. Het kan niet op!