Van Zuid-Afrika tot Vlaanderen: ‘God leidt mij waar ik nodig ben’
Igor de Bliquy (39) legde in september 2020 zijn eenvoudige geloften af als kapucijn in het Antwerpse Meersel-Dreef. Daarvoor was hij een tiental jaar pastoor in Heuvelland, waar hij van kapucijn Kenny Brack de dynamische jongerenbeweging YouFra erfde. Zelf raakte Igor ook erg gesteld op de broederorde. Een deur achter je toetrekken en het onbekende tegemoet gaan, was hem al eens overkomen. Maar vanzelfsprekend wordt het niet.
Als kind moest je halsoverkop Zuid-Afrika verlaten. Wat deed dat met jou?
Ik voelde me losgerukt uit een droom. Als 11-jarige was ik volop mijn zelfstandigheid en vrijheid aan het ontdekken. Altijd mooi weer, veel vrije tijd, en ik had net een sportfiets gekregen. Dagelijks trok ik er na schooltijd op uit om met vriendjes te gaan spelen aan de rand van een groot dennenwoud op een bergwand. We dronken uit de stroom. Vader was op tournee met een theatergezelschap. Ze speelden een stuk over de apartheid en hij schilderde tijdens de voorstelling een zwart-wit decor. Ze deden ook België aan en op een dag belde hij: 'We verhuizen. Ik heb hier al een huis gehuurd.' Dat was een schok. Mijn oudste zus studeerde al aan de universiteit in Stellenbosch, mijn andere zus zat in het laatste middelbaar. Ik had een beetje Afrikaans geleerd op school, maar onze voertaal was Engels. Ik was dus niet alleen het altijd mooie weer kwijt, maar ook mijn vrienden, mijn vrijheid, mijn taal. Samen met dat alles bleef ook mijn fiets achter in Zuid-Afrika. Dat was de symbolische druppel.
Wat herinner je je van die eerste jaren in Ieper?
Het heeft echt jaren geduurd vooraleer ik opnieuw een thuisgevoel had. Mijn enige houvast was mijn geloof. Vrienden van mijn ouders maakten ons wegwijs in Ieper en zo kwamen we in de kathedraal.
Ik herinner me dat ik me daar even neerzette, een beetje stilviel en besefte: Hem ben ik tenminste niet kwijt.
Doordat ik net in de leeftijd van de vormselvoorbereiding zat, leerde ik de parochiekerk kennen. Ook al gingen mijn ouders niet mee, ik stond elke zondag klaar als misdienaar en lid van het kerkkoor. Toen ik 16 was, dacht ik eraan priester te worden, maar ik voelde me nog altijd niet echt thuis in Vlaanderen. Ik zag me eerder naar de Verenigde Staten verhuizen en trok tijdens de vakantie naar Texas om vier weken mee te leven in verschillende parochies. Voor het eerst maakte ik een kerk mee die vol zat en waar van alles te beleven viel. Het was een fantastische ervaring. Het jaar daarop vond ik dan toch mijn draai in dit land, zodat ik uiteindelijk toch besloot de priesteropleiding in Brugge te volgen.
Wat deed je de sprong wagen om priester te worden in een kerkelijk heel onzekere tijd?
Toen leek dat niet zo’n grote sprong. Ik voelde me bevestigd door familie en vrienden. Je kan goed luisteren, zeiden ze. De eerste jaren in het seminarie verliepen ook vlot, maar daarna kreeg ik moeite met het vormingstraject, dat me beknellend en tegenstrijdig overkwam. Er woedde een storm binnen in mij en ik kon niet meer bidden. In grote verwarring ben ik er dan maar mee gestopt. Wat nu? Na een basisopleiding bij de land- en zeemacht kon ik voor zes maanden meevaren met het zeilschip Zenobe Gramme. Op een nacht moest ik de wacht houden. Ingeklikt stond ik aan het roer.
Terwijl er een serieuze storm raasde, voelde ik Gods aanwezigheid weer, heel sterk. De storm binnenin was bedaard.
Drieënhalf jaar later heb ik het dan opnieuw gewaagd. Ik wist: als ik het niet doe, ga ik ongelukkig zijn. Op vraag van gevangenisaalmoezenier Antoon Vandeputte ging ik wekelijks een gedetineerde bezoeken. Dat engagement heeft me geholpen om door te bijten. Na mijn wijding werd ik eerst benoemd in Ieper, enkele jaren later in Heuvelland. Ieder jaar verschoof de opdracht een beetje door het wegvallen van priesters, het samenvoegen van parochies en de tegenwerking van oudere kerkgangers die niet klaar waren voor een nieuwe manier van kerk-zijn. Dat maakt het voor een pastoor die graag de handen uit de mouwen steekt, niet makkelijk.
Opnieuw zou je vertrekken. Wat ging er in je om?
Ik herinner me die laatste avond in augustus 2018 als gisteren. Na een laatste gesprek met de deken en de overhandiging van alle sleutels, zijn we nog een frietje gaan steken en toen trok ik voor de laatste keer de deur van de pastorie achter me dicht. Terwijl ik door Heuvelland reed richting autostrade, liepen de tranen over mijn wangen. Vertrekken is nooit makkelijk. Er waren tranen van pijn en verdriet om wie ik allemaal achterliet, maar ook van opluchting om de zware dossiers die ik kon loslaten. En ook tranen van dankbaarheid. Zoveel gemengde gevoelens. Bij mijn aankomst in het klooster in Antwerpen overheersten de vermoeidheid en onzekerheid, maar tegelijk was ik blij om een nieuwe start te kunnen maken en in vrijheid de weg te verkennen die God met mij leek voor te hebben.
Welke wegwijzers namen de onzekerheid weg?
Tijdens het postulaat smeet ik me volledig in het lezen en bestuderen van de franciscaanse spiritualiteit. Week na week had ik daarover een hartelijk gesprek met broeder Jan, die mijn vorming op zich nam. Broeder Stan nam met mij dan weer de constituties van de kapucijnen door, hoe de Regel van Franciscus vorm krijgt in hun leven vandaag. Het verraste me hoe spiritueel en tegelijk concreet die tekst is. Een andere belangrijke wegwijzer, die me deed voelen dat ik goed zat, was mijn taak bij ‘t Vlot. Dat is een plaats waar straatmensen even op adem kunnen komen met een kom soep of koffie, een boterham en een gesprek. ‘s Avonds bracht ik ook brood van het klooster naar Broodnodig, een groep straatmensen die hun voedsel samenleggen en delen met elkaar.
Tegen eind januari was het voor mij duidelijk dat het leven als kapucijn beantwoordde aan de roepstem in mij.
Voor het noviciaat werd je naar California gestuurd. Weer een heel nieuwe wereld om te verkennen. Santa Ynez zou mijn nieuwe thuis worden voor de volgende 366 dagen. ‘Enter into the reality of the novitiate, don’t look outside, don’t look at others, but enter into what God wants for you.’ Haast dagelijks werd die mantra aangehouden in de preken die we hadden bij de dagelijkse eucharistie. Het werkte wel, want op den duur werd ik me meer bewust van wat er in mij omging. De puzzelstukken van mijn leven lagen voor mij en ik kon elke dag de tijd nemen om ieder stukje met aandacht voor God te leggen, en voor mijzelf. Mijn gebrokenheid, mijn zwakheden, waar ik mensen heb teleurgesteld, pijn gedaan of aan de kant geschoven. Ik kon ook Gods hand in mijn leven zien, de mensen die mij als engelen gegeven waren en zijn, de liefde die ik heb mogen ontvangen.
Waren er ook hindernissen, moeilijk begaanbare paden?
Ik kan eerlijk zeggen dat het er in die stille uren van gebed en meditatie soms heel luid aan toe ging in mijn hoofd. Worstelen met God, dat doe je niet alle dagen, maar daar toch veel. Op een dag kreeg ik een mail van mijn zus. Ik moest haar dringend bellen. En ze had slecht nieuws. Mijn nicht, Jill Himpe, was die ochtend vermoord teruggevonden. Het stond algauw in alle kranten. Dit vreselijke nieuws wakkerde ook het verdriet aan om het overlijden van mijn vader enkele maanden eerder. De broeders spaarden kosten noch moeite om mij door deze periode te helpen. De eindejaarsfeesten kwamen eraan: Thanksgiving, Kerstmis. Dan mis je je familie extra hard, maar tegelijk beleefden we een bijzonder intense periode van broederlijke nabijheid.
Zo samenleven, je geloof delen en er voor elkaar zijn, het was alsof we een glimp van de hemel te zien kregen.
Moeilijk was ook wel dat we afscheid moesten nemen van enkele jongens die tijdens het noviciaat beseften dat het toch niet hun weg was. Telkens wanneer er één vertrok, moest ik ook even checken bij mezelf: Is dit wat God van mij wil? Steeds zekerder kon ik die vraag beantwoorden. Uiteindelijk bleven we met 5 van de 13 over.
Je beloofde intussen een leven in gehoorzaamheid, zuiverheid en zonder eigendom. Blijft dat een opgave voor elke dag of kan je zeggen: nu ben ik thuis?
Elke dag word ik daarin uitgedaagd en het maakt deel uit van mijn dagelijks gebed. Het is een kwestie is om ja te blijven zeggen, net zoals in een huwelijk. Ik zie het dan ook niet zozeer als een opgave, maar als een engagement waar ik met volle overtuiging in sta. Of ik nu eindelijk thuis ben? Dat vind ik een heel moeilijke vraag. De broeders in deze gemeenschap voelen als een familie, maar mijn hart is onrustig. Toch heb ik vertrouwen dat de Geest mij zal leiden naar waar God mij nodig heeft.
PS. Intussen (het interview werd enige tijd geleden afgenomen) weet Broeder Igor dat hij eind november terug naar Detroit mag vertrekken om er zijn vorming verder te zetten.