Belgische aartsbisschop in Iran: ‘Ook de Kerk is een pelgrim’
De Franciscusroute in Umbrië is een populaire pelgrimsroute. Hoe was de heilige van Assisi zelf als pelgrim?
‘Het pelgrimeren was een wezenlijk onderdeel van het geloofsleven van de heilige Franciscus van Assisi, zowel fysiek als geestelijk. Drie keer onderneemt hij een poging om van Christus te gaan getuigen in islamitisch gebied. De derde keer lukt het hem om in het spoor van de Vijfde Kruistocht zijn bestemming te bereiken. Maar het doel dat hij voor ogen had, zal hij moeten bijstellen. De sultan in Damiette laat zich niet zo makkelijk bekeren. De twee moeten wel een open en ontwapenend gesprek hebben gehad, want Franciscus keert naar Assisi terug met nieuwe spirituele rijkdom. En daarmee komen we bij zijn geestelijk pelgrimeren. Franciscus ervaart gaandeweg dat God hem leert om eigen plannen en ideeën los te laten en zo Christus gelijkvormiger te worden. In plaats van zijn eigen weg te promoten en daarbij Jezus voor zijn kar te spannen, leert hij de Weg te bewandelen die Christus zelf is (Johannes 14,6). Op de vooravond van het feest van Sint Franciscus gedenkt men zijn ‘transitus’, de overgang van zijn aardse naar het eeuwige leven. Zijn laatste pelgrimstocht zou je kunnen zeggen.’
Hoe inspireert het bestaan van Franciscus als pelgrim u?
‘Als bisschopsleuze koos ik: ‘Mijn God, op U vertrouw ik’. Daarmee bedoel ik dat ik bereid ben te gaan waarheen Hij mij zendt. Het is niet altijd vanzelfsprekend om zo ontvankelijk in het leven te staan,.
Met de tijd ervaar je steeds weer dat God je naar de juiste plek roept en zendt.
Franciscus leert mij ook met een zekere omzichtigheid in de voetsporen van Jezus te blijven wandelen. Want onze voeten kunnen Hem volgen, terwijl ons hart ver van Hem verwijderd is. Ik bedoel: ook religieuzen hebben blijvend werk aan hun innerlijk.’
Hoe wordt dat concreet in uw leven als minderbroeder-conventueel totnogtoe?
‘Als minderbroeder-conventueel ben ik samen met medebroeders onderweg naar medemensen. In hen willen we Christus liefhebben. Zijn aanwezigheid wacht in hun hart als een zaadje op ontkieming met het water van onze liefde en de eerlijke tranen van ons gebed. De moederlijke en broederlijke liefde openbaren en uitdragen aan wie de Heer naast ons plaatst, staat centraal in ons apostolaat. We hoeden ons daarbij voor het risico van bekeringsdrang of zelfingenomenheid, die slechts onze eigen geestelijke leegte maskeren. Het is voor ons van belang in broederschap een luisterend oor en een aandachtig oog te hebben voor mensen aan de rand. Broederschap betekent ook: opkomen voor basisprincipes zoals gelijkberechtiging, rechtvaardigheid en waardigheid.’
Herkent u dat pelgrimerend karakter voldoende in de Kerk zelf?
‘Ook de Kerk is een pelgrim op aarde. Het conciliedocument Lumen Gentium herneemt dit concept van de Heilige Augustinus in zijn werk Over de stad van God, waarin hij stelt dat de Kerk pelgrimeert tussen vervolging en de troost van God, terwijl ze onderweg het kruis en de dood van de Heer verkondigt totdat Hij wederkomt. Paus Franciscus benadrukt geregeld dat onderweg zijn van de Kerk. Ze draagt een schat in potten van klei, als ik mag citeren uit de tweede brief aan de Korintiërs (4,7).
De paus herinnert ons er geregeld aan dat de Kerk nooit volmaakt zal zijn in deze wereld, maar dat haar vitaliteit en schoonheid vervat zit in de schat die ze draagt. De Kerk moet dan ook op gang blijven om niet te verstarren.
We hebben Jeruzalem altijd voor de ogen. Het kruis en de verrijzenis maken deel uit van onze geschiedenis. Ze zijn tegelijk het vertrekpunt en de doelstelling van onze pelgrimstocht. De paus nodigt de Kerk uit tot een synodaal proces, waarbij de nadruk ligt op vrije en belangeloze gemeenschappen, die onderweg zijn met de mensen van deze tijd, met bijzondere aandacht voor mensen aan de rand.’
Paus Franciscus werkt aan een kerk die uit haar comfortzone komt en naar de periferie trekt. Wat moet daarbij het uitgangspunt zijn?
‘In de encycliek Fratelli tutti lees ik het de bedoeling van onze zending moet zijn om de periferie, de mensen die uitgesloten zijn, opnieuw te integreren. Als dat niet het uitgangspunt en het doel is, dan is onze zogenaamde liefde slap en onverschillig. Het gaat erom de kring van onze eigen leefwereld en belangstelling stelselmatig te leren verbreden naar wie er niet spontaan deel van uitmaken.’
Iran is zo’n land in de periferie van de kerk. U mag dus in de voorhoede gaan staan. Hoe voelt dat?
‘Dat maakt alles wat we hiervoor opnoemden, heel concreet wordt, omdat ik de herder mag zijn van een kleine groep katholieken, voornamelijk migranten. Hun aantal wordt geschat op 2.000 gelovigen. Ook in de verste uithoeken van het christendom hebben gelovigen recht op een herder, want God blijft zijn belofte trouw zijn kinderen niet in de steek te laten. Onze zending en bestaansreden liggen erin dat God zozeer de wereld geliefd heeft dat hij zijn eengeboren Zoon heeft geofferd, opdat zij die in Hem geloven niet sterven, maar eeuwig leven zouden hebben. (Johannes 3,16). Het is eigen aan de minderbroeders om in te gaan op extreme noden van de Kerk.
Ik hoop in Iran de kleine groep katholieken in verbondenheid met de universele Kerk hechter samen te brengen rond het mensgeworden Woord van God en zo levend gist te zijn in het deeg van een gastvrij en cultureel hoogstaand volk.
Welke figuren inspireren u op het vlak van de dialoog met de islam?
’Dan moet ik niet lang nadenken: Franciscus van Assisi. Hij koos ervoor Gods liefde uit te stralen, veeleer dan een woordenoorlog te voeren en leerstellingen op te dringen. In de dialoog gaat het er niet om iemand te bekeren, maar om heel elementair broederschap te beleven en verder te geraken in onze godgeleerdheid.’
Wat hebt u persoonlijk al geleerd uit uw contacten met moslims?
‘Ik herinner mij het voorval waarbij een kunstenaar Jezus obsceen tentoonstelde. Moslims, die Hem als profeet beschouwen, drukten publiek hun ongenoegen uit. Veel christenen bleven er bijna apathisch voor, terwijl hij voor ons toch de Zoon van God is. In die zin leerde ik van moslims om meer eerbied te uiten voor het heilige. Dat voorval deed mij nadenken over onze gemeenschappelijke wortels en ook over ons anders-zijn. Tijdens mijn vorming in Rome kwam ik voor het eerst in aanraking met moslims en werd mijn belangstelling gewekt.
Later in Brussel woonde ik jarenlang midden in een hoofdzakelijk Marokkaanse wijk.
In die tijd ging ik de beginselen van het Arabisch bestuderen aan de moskee van het Jubelpark. Begin 2013 vertrok ik naar Libanon. Het nabije Oosten zou mij niet meer loslaten. Toen ik in 2019 naar Rome werd geroepen, dook in mijn achterhoofd dook nu en dan het beeld op van de wijzen uit het Oosten die langs een andere weg terugkeerden naar hun land. Ik hoopte dus wel om te mogen terugkeren naar een islamitisch gebied om te getuigen van de Messias en zijn liefde en vrede aan alle broeders en zusters uit te dragen. In woord en daad, zoals ze zeggen. Maar dan toch allereerst in daden en indien mogelijk ook in woorden.’
Hoe zou u mensen willen inspireren en bemoedigen om het onbekende met vertrouwen tegemoet te treden?
‘Daarvoor verwijs ik graag naar de reeks verhalen over Jozef en zijn broers waarmee het boek Genesis eindigt (vanaf hoofdstuk 37). Ik vind die verhalen op dat vlak alvast heel bemoedigend. Jozef wordt door zijn broers eerst in een put gegooid wordt en dan verkocht aan een handelaar. Van de favoriete zoon van zijn vader blijft niet veel meer over: Jozef is nu een slaaf in een onbekend land, Egypte. Maar hij heeft een diep vertrouwen in God.
Jozef gelooft dat God trouw is en zijn volk nooit ofte nimmer verlaat. En dat zal ook blijken.
Hij klimt omhoog op de sociale ladder en zal nog een redder in nood worden voor zijn broers, die hem zo slecht behandeld hadden. Dit verhaal moedigt ons aan om onbekende wegen te bewandelen die leiden naar Gods beloofde land. Ook de broers zijn daarin welkom, ondanks al hun stommiteiten.’