Monniken en wijn (2): Clos de Vougeot en de cisterciënzers
In het Bourgondische dorp Saint-Nicolas-lès-Cîteaux, net onder Dijon, ligt niet alleen de bakermat van de fameuze Clos de Vougeot-wijn, maar ook van de hele cisterciënzergemeenschap. De naam cisterciënzers is trouwens afgeleid van de Latijnse naam van Cîteaux: Cistercium.
Robert van Molesme stichtte er in 1098 een klooster, samen met 12 monniken die samen met hem op pad waren gegaan. Ze hadden het benedictijnenklooster in Molesme verlaten, op zoek naar grotere eenzaamheid en soberheid. De monniken wilden de regula benedicti, de strenge kloosterregels van Benedictus van Nursia, nog strikter volgen. Al snel ontstonden vier dochterkloosters van de abdij. Eén ervan was in Clairvaux, waar de heilige Bernardus de eerste abt werd. Onder zijn leiding kende de cisterciënzerbeweging een snelle groei.
Wijn was nodig
Terug naar de moederabdij in Cîteaux. Die nam almaar uitbreiding — met in 1140 de start van de bouw van de abdijkerk — , en dat resulteerde onder meer in de aanleg van wijngaarden. Wijnbouw was om verschillende redenen een logische keuze voor de monniken.
Ze hadden uiteraard zelf wijn nodig: als miswijn en voor dagelijks gebruik.
In hoofdstuk 40 van de Regel van Benedictus staat weliswaar dat overmaat of dronkenschap uit den boze is, maar dat een glas wijn per dag zeker mag. Er was ook wijn nodig voor pelgrims, en zeker voor de hoge gasten die de abdij van Cîteaux aandeden, bijvoorbeeld voor het generaal kapittel. Die bijeenkomst van abten uit alle windstreken zou mee zorgen voor het verspreiden van de goede naam van Bourgognewijnen in het algemeen, en van de Clos de Vougeot in het bijzonder.
Ook het feit dat de cisterciënzers tal van fiscale en commerciële voordelen genoten, vergemakkelijkte de verspreiding van de wijn naar andere delen van het land.
Bekwame wijnbouwers
Dat de monniken de wijnbouw een flinke zet gaven, hoeft niet te verwonderen. Met hun lekenbroeders erbij hadden ze genoeg arbeidskrachten. Ze hadden ook de tijd, de plaats en de geletterdheid om systematisch te werk te gaan en alles in kaart te brengen.
Een wijngaard uitbouwen is nu eenmaal, jawel, monnikenwerk.
Eén van de bekendste domeinen van de cisterciënzers lag een goeie tien kilometer van de abdij van Cîteaux, in het plaatsje Vougeot. Daar ontstond een ommuurde wijngaard, een clos. In het domein zou ook een kasteel verrijzen.
Het was niet de enige plaats waar een wijngaard werd ommuurd en daar kunnen verschillende redenen voor geweest zijn: het hield dieren buiten die ook van een rijpe druif hielden, het was een duidelijke afbakening en enkele onderzoekers gewagen zelfs van fiscale voordelen: wat binnen de muren van een clos werd geproduceerd, werd minder belast. Sowieso zorgt de muur voor een uniek microklimaat op het domein.
80 eigenaars
Clos de Vougeot werd een mythische naam in de wijnwereld — volgens velen de fijnste wijn uit de Bourgondië. Er werd wel eens gekscherend gezegd dat de pausen in Avignon bleven, omdat ze ‘hun’ Clos de Vougeot niet naar Rome konden krijgen. Een ander verzuchtte dat het geen zin had om naar het generaal kapittel van de cisterciënzers in Cîteaux te komen, omdat de Clos de Vougeot iedereen mak maakte en de zin tot debatteren ontnam.
Dé Clos de Vougeot-wijn bestaat echter niet. Op de 50,6 hectare grote wijngaard zijn er verschillende bodemstructuren, en het domein is intussen verdeeld onder 80 verschillende eigenaars, met verschillende stijlen tot gevolg.
Het kasteel van Clos de Vougeot is momenteel ingericht als museum van wijnbouw. Behalve de oude wijnkelders kan je er ook oude wijnpersen zien. Het kasteel is ook het hoofdkwartier van de Confrérie des Chevaliers du Tastevin, een illuster wijngenootschap.