Over orthodoxe joden en onze eenzaamheid
Hoe het nog met familie Schneider gaat, vraag ik haar. In een rustig hoekje van stationsbar Le Royal nip ik aan de gestoomde melk van mijn cappuccino. Zij smeert intussen voor elke beet een dikke laag boter en confituur op haar croissant. De Schneiders zijn een modern orthodoxe joodse familie, bij wie Margot Vanderstraeten als werkstudent zes jaar lang de kinderen begeleidde. Ze deelden lief en leed, en meermaals botsten hun totaal verschillende werelden. Even vaak won de oprechte wederzijdse interesse het van onbegrip.
Dat verhaal vertelde de schrijfster in Mazzel tov, een internationale bestseller en winnaar van de Prijs voor het Religieuze Boek 2017. Ik wil weten of de Schneiders uiteindelijk blij waren met het boek, want ze hadden haar toch gevraagd niet over hen te schrijven?
Goed, klinkt het geruststellend. Ze hebben nog altijd contact. Ik had hen dan ook geanonimiseerd.
In Polen, waar haast hun hele stamboom omkwam in de Holocaust, werden bijna 20.000 exemplaren verkocht. Voor hen een soort heropstanding.
Bovendien hielp het boek om het taboe van de oorlog in Polen te doorbreken. Praten over de Holocaust is daar nog altijd heel moeilijk. Mijn boek biedt daartoe blijkbaar een opening.
In Minjan schrijft Vanderstraeten over haar joods-orthodoxe ontmoetingen na Mazzel tov. Zelf vrijzinnig, wordt ze de vriendin van mensen die zeer vroom gelovig zijn en volstrekt anders in het leven staan. Dat botst opnieuw, meermaals, maar de schrijfster houdt het in die spanning verbazend goed uit.
Lees het interview onder de foto.
Hoe houd jij het zo goed uit tussen sympathie en verontwaardiging?
Margot Vanderstraeten • Die spanning is precies wat het boeiend maakt voor mij. De orthodox-joodse wereld houdt me een spiegel voor. Ze doet me nadenken over verbondenheid, over het opgeven van een stuk persoonlijke wil ten bate van de gemeenschap, over de prijs van onze hoge graad van zelfbeschikking – waar ik een voorstander van ben, maar niet ten koste van de menselijkheid. Dat is volgens mij de pijler van mijn ontmoetingen na Mazzel tov.
Makkelijk is het niet, het vergt een grote bescheidenheid om te zeggen: ‘Mijn visie kan niet de enige juiste zijn om in het leven te staan.’
Het leven bestaat uit paradoxen, want tegelijk heb ik ook een sterke eigendunk. Je moet sterk in je schoenen staan om de ontmoeting aan te gaan, in een spiegel van de ander te durven kijken en vast te houden aan wat je zelf echt belangrijk vindt.
Kun je van echte vriendschap spreken?
Ik vind van wel, maar ik vind dan ook dat we dat begrip moeten herdefiniëren. Kun je alleen van vriendschap spreken op voet van gelijkheid? Het is toch mogelijk dat in een vriendschapsrelatie de ene vriend meer doet dan de andere? Ik kan vriendschap voelen voor iemand aan de andere kant van de wereld die ik maar een paar keer om de zoveel jaar zie of spreek.
Vriendschap gaat voor mij over de diepte van gesprekken die je met iemand kan voeren.
Je hoeft zelfs niet eens te praten. Aan zo’n vriendschap – diepe ontmoeting – heeft onze wereld tekort. Neem nu Dan, de joods-orthodoxe fotograaf met wie ik samenwerkte voor de covers van beide boeken en voor een tentoonstelling in Kazerne Dossin. Hij heeft een autismespectrumstoornis en kan niet wederkerig zijn in onze relatie. Toch geeft hij me zoveel! En ook hij staat me toe om te geven. Gezelschap. Vriendelijkheid. Steun. Humor. De spiegel.
Hoe kunnen we werken aan een band met chassidische buurtbewoners?
Het is niet onmogelijk om een band aan te gaan met orthodoxe joden, zelfs chassieden, maar je moet niet verlangen om bij elkaar de deur te gaan platlopen. Je kunt tot een vorm van wisselwerking komen door op straat vriendelijk te groeten of eens een babbeltje te doen als de gelegenheid zich voordoet. Wie oprechte belangstelling toont, zal beloond worden.
Wordt er niet terug gegroet, geef het dan niet meteen op.
Het leven van chassidim draait rond Hasjeem (letterlijk: de Naam, God). Alle facetten van het leven worden zoveel mogelijk afgestemd op zijn wetten. Dat is een voortdurende oefening, waardoor ze in een andere wereld lijken te leven. De één is daar nog vromer in dan de andere. Contact maken zal dus niet met iedereen lukken. Ook ik heb me beperkt tot de mensen die zich daar zelf voor wilden openstellen en die het aangenaam vonden om eens in míjn spiegel te kijken.
Waar komt die gedrevenheid vandaan bij jou?
Ik ben opgegroeid in Meulenberg, een mijnwerkerswijk in Limburg. Mijn grootvader was nog mijnwerker. Op de basisschool waren de meeste kinderen Marokkaans, Turks, Italiaans of Spaans. Vlaamse namen hoorde minder vaak. Heb je naar Kinderen van de migratie (Canvas) gekeken? Daar zaten oude klasgenoten van mij bij.
Mijn moeder was onderwijzeres in de meisjesschool. Bij gebrek aan oppas gingen we vaak met haar mee op huisbezoek. Ik heb veel op de grond muntthee zitten drinken.
Die fraterschool in Meulenberg (Savio- en Mariaschool, van de fraters van Tilburg uit Zonhoven, ndr.) moet een heel gezonde biotoop zijn geweest. Ook Huub Gerrits, norbertijn en voormalig deken van Aarschot, die me na Mazzel tov uitnodigde om te komen spreken op een interreligieus evenement, heeft er ooit gezeten! Ik haal hem aan in een gesprek dat ik beschrijf in Minjan, als grote bewonderaar van de joodse schilder Chagall.
Natuurlijk is een multiculturele samenleving geen romantisch theekransje, maar het is toch mooi hoe die ervaring bij velen van ons is blijven doorwerken!
Je keerde je katholieke opvoeding de rug toe. Kun je daar iets over vertellen?
Ik was een heel rebelse tiener, uitermate nieuwsgierig, toen al. Mijn ouders waren bang dat ik in zeven sloten tegelijk zou lopen en stuurde me voor de laatste twee jaar van het middelbaar naar een katholiek internaat in Peer. Zeer tegen mijn zin, en dat hebben ze daar geweten.
De godsdienstlerares moest het ontgelden. Ik keek haar de hele les brutaal aan, tot ze er zo gek van werd dat ze de directrice erbij haalde, zuster Lea. Een uur lang zat ik bij haar. Uiteindelijk nam het gesprek een interessante wending. Ze had gemerkt dat ik alles om me heen vergat als ik aan het schrijven of lezen was. Dus pakte ze de sleutel van de kelder – wij daarheen – en toonde me de boekenkast. Ik kon alles lezen wat ik wou ... en we sloten een compromis: ik zou me voortaan wat beter gedragen.
Dertig jaar lang had ik van zuster Lea niets meer gehoord, tot ik een mailtje van haar ontving in 2017.
‘Als je me 35 jaar geleden had gezegd dat je ooit de Prijs voor het Religieuze Boek zou winnen, dan had ik eens heel hard gelachen!’, schreef ze.
Toch prachtig, haar psychologisch inzicht! Voor mezelf ben ik echter tot de slotsom gekomen dat ik geen god nodig heb om een waardevol leven te leiden. Wel bewonder ik de inzet van veel gelovigen voor mensen in de rand van onze samenleving.
In de spiegel die onze joodse buren me ophouden, valt het me op hoe de seculiere samenleving er niet in slaagt om de menselijke verbondenheid structureel te bevorderen. De linkse partijen slagen er ook niet langer in. Mensen voelen zich eenzaam. De steden worden op een kille manier vormgegeven. Er wordt bespaard in jeugdhuizen, bibliotheken, parken, noem maar op. Alle plaatsen waar mensen met elkaar kunnen praten, mensen die elkaar anders niet zomaar tegenkomen, zijn met uitsterven bedreigd.
Ik vraag me vaak af waarom het vandaag de dag zo moeilijk is om verbondenheid te creëren zonder geloof als bindmiddel.
Corona heeft ons geleerd hoeveel eenzaamheid er schuilgaat achter onze gevels. Eenzaamheid die leidt tot bitterheid. Ik heb het zelf ervaren.
De titel ‘Minjan’ verwijst naar het aantal van 10 mannen, nodig voor het gebed. Waarom vond je dat zo treffend als titel?
Het woord ‘minjan’ staat inderdaad voor het quorum van 10 volwassen joodse mannen dat vereist is voor een volwaardige gebedsdienst. Deze samenscholing van mensen, die elkaar niet hoeven te kennen en uit alle sociaal-economische middens en strekkingen mogen komen, is dus structureel ingebed.
Omdat er drie keer per dag moet worden gebeden (in de praktijk wel vaak gereduceerd tot twee) zie je even vaak minstens negen andere mannen. Je praat met elkaar; gesprekken die misschien nog meer deugd doen dan de gebeden. Hun levens zijn verweven. Ik vind het een mooie metafoor voor wat ik wil vertellen in het boek.
Margot Vanderstraeten, Minjan. Mijn orthodox-Joodse ontmoetingen na Mazzel tov, Atlas Contact, 2021.