Bijbel van A tot Z ~ E van effata
Welke taal sprak Jezus? Die vraag stel ik altijd als mensen in de inkomhal van Bijbelhuis Zevenkerken de banieren bekijken. Op de ene staat de tekst van Genesis 1 in het Hebreeuws. Op de andere de proloog van het Johannesevangelie (1,1-18), in het Grieks. De confrontatie met de talen van de Bijbel doet de bezoeker beseffen dat de wereld die hij binnentreedt – letterlijk, in de Bijbeltentoonstelling – anders is dan de onze.
De Bijbel dompelt ons onder in andere culturen, andere talen, andere leefwerelden.
Jezus’ leefwereld was een andere dan de onze. Maar welke taal sprak hij dan? Hebreeuws? Grieks? Sommigen opperen Latijn. Meestal is er wel iemand die het antwoord weet: in de synagoge werd uit de heilige Schrift voorgelezen in het Hebreeuws, maar op straat spraken mensen Aramees. Beide talen zijn verwant. Meer zelfs, de Hebreeuwse Bijbel is geschreven in een schrift ontleend aan het Aramees.
Mijn volgende vraag luidt dan: als Jezus Aramees sprak, waarom werden de 27 ‘boeken’ van het Nieuwe Testament dan geschreven in het Grieks? Dan zijn we vertrokken voor een pittig gesprek!
Couleur locale
Marcus is de eerste die het getuigenis van Jezus’ leven opschrijft. En hij doet dat meteen in de wereldtaal van het Grieks, al bewaart hij enkele Aramese woorden. Eén daarvan is Effata. Wat betekent het juist en waarom kiest de evangelist precies dit woord om wat couleur locale mee te geven in zijn verhaal?
We vinden dit woord terug in Marcus hoofdstuk 7. Jezus reist van de kust helemaal naar het gebied ten oosten van het Meer van Galilea, het gebied van het 10-stedenverbond, Dekapolis genoemd (en dat is Grieks!). In dat niet-Joodse gebied brengen mensen een man bij Jezus die doof was en gebrekkig sprak (7,32).
Ze geloven dat Jezus in staat is om de dove man te genezen en zo uit zijn isolement te halen.
Jezus laat zich raken door de vraag van de mensen en de toestand van de man. Hij neemt hem apart, weg van de menigte (7,33), want het gaat om een genezingsproces, niet om een show van Jezus’ volmacht.
Marcus beschrijft het verloop van de genezing in een ritueel vol symboliek.
- Eerst steekt Jezus de vingers in de oren van de man, opdat hij zou kunnen horen.
- Vervolgens raakt hij met speeksel zijn tong aan, opdat hij zou kunnen spreken!
- Daarna slaat hij zijn ogen ten hemel, om verbinding te maken met de Schepper van alle leven.
- En dan komt het: Hij zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ (7,34)
Het gevolg is inderdaad dat zijn oren opengaan en zijn tong los komt, en dat hij normaal kan spreken. De herhaling van de woorden ‘oren’ en ‘tong’ lijkt de toehoorder of lezer op het hart te drukken dat dit genezingsproces ook voor hem relevant is. Het is evangelie: goed nieuws.
Ook in het vijfde hoofdstuk (35-43) markeert Marcus een belangrijk woord door het in het Aramees neer te schrijven.
De 12-jarige dochter van de overste van de synagoge is zwaar ziek. Omdat Jezus wordt opgehouden door een vrouw die al 12 jaar (!) aan bloedverlies lijdt, komt hij te laat om het meisje te redden. Uw dochter is gestorven, melden de mensen aan de synagoge-overste. Maar Jezus zegt dat ze alleen maar slaapt.
Jezus wekt het meisje tot een nieuw leven. We lezen in vers 41: ‘Jezus pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’
Evangelie samengevat in twee Aramese woorden
Zowel Talita koem als Effata zijn woordvormen die teruggaan op het Aramees. Waarom heeft Marcus ze willen bewaren? Misschien om voor zijn gehoor – dat vooral uit niet-Joden bestond – duidelijk te maken dat Jezus geen Grieks (of Latijn) sprak maar Aramees, en dat Jezus dus thuishoort in de wereld van het Oosten.
Maar er is nog meer. Beide woorden staan niet toevallig in genezingsverhalen. Deze gezagvolle woorden van Jezus zijn als een programma: Jezus wil dat mensen ‘opstaan’ uit een leven dat op een doodlopend spoor zit of dat ten dode is.
Is er een meer wezenlijk woord in het evangelie dan juist dit woord: ‘opstaan’, en het ermee verbonden naamwoord ‘opstanding’?
In het tweede genezingsverhaal gaat het om Effata, ga open. Jezus wil dat mensen bevrijd worden uit de beslotenheid waarin ze leven, uit de marge ook, zodat ze zich als uitdrukking van hun humaniteit kunnen ‘uitspreken’ en in dialoog kunnen treden met anderen.
De twee Aramese uitdrukkingen vormen als het ware het hart van Jezus’ zending onder de mensen: ‘open gaan’ en ‘opstaan’.
Voor Marcus moeten deze uitdrukkingen zo cruciaal zijn geweest, dat hij ze in hun Aramese vorm bewaard heeft. Je kunt ze bidden als mantra’s die ons tot heel dicht bij Jezus brengen.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.