Bijbel van A tot Z ~ O van ommekeer
Het woord ‘ommekeer’ hoor je niet zo dikwijls, maar in religieuze middens is het een sleutelwoord. Het veronderstelt dat je vaststelt dat de ingeslagen weg op niets uitloopt, dat je halt houdt en op je schreden terugkeert. Je gaat op zoek naar de weg die wel ergens toe leidt.
In de Bijbel is de ommekeer altijd gericht op God: wie een ‘ommekeer’ maakt, die keert terug naar de bron van het leven.
In de Eerste brief aan de Tessalonicenzen wordt dat door Paulus treffend beschreven:
- Iedereen praat erover hoe wij door u zijn ontvangen en hoe u zich van de afgoden hebt afgewend om u tot God te keren – om hem, de levende en ware God, te dienen. 1 Tess 1,9
Afgoden?
Eerst is er dus de beweging van het ‘afwenden’. De wereld van de afgoden is een wereld ten dode. Afgoden zijn creaturen van onze verbeelding of behoeften, het zijn ‘dingen’ waarmee we ons vereenzelvigen: bezit, geld, status, eer, macht, roem. Ze worden ‘afgoden’ genoemd omdat we ze ‘aanbidden’ en er ons van afhankelijk hebben gemaakt.
Het begin van elke ommekeer is de bewustwording dat het ‘dienen van afgoden’ niet gelukkig maakt.
Het dienen van afgoden brengt ons niet op onze bestemming. Dat moment van inzicht is cruciaal.
Afwenden, omkeren, toewenden
De evangelist Lucas beschrijft het proces van afwenden en omkeren in het verhaal van de verloren zoon:
- Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht… Lucas 15,16
We kunnen lang doorhollen en gebonden blijven aan onze verslavingen en afhankelijkheden, maar er komt een moment dat we – soms plotseling – beseffen dat we ons op een doodlopende weg bevinden. Het is een moment van inzicht, van reflectie. Soms komt dat moment juist wanneer we in het diepst van onze miserie zitten.
De ‘verloren zoon’ wordt zich bewust van zijn eigen handelingspatroon, en ziet zichzelf eindelijk van op een afstand. Hij kijkt naar zichzelf, naar zijn doen en laten, en beseft: ik zit helemaal op de verkeerde weg. En dán komt de ommekeer: de zoon keert terug naar zijn vader, in het besef dat die hem in leven zal houden, zij het als ‘dagloner’.
Wat een verrassing en genade wanneer blijkt dat die vader al op de uitkijk staat en de zoon met vreugde omhelst!
De denktrant van de vader is totaal anders dan die van de zoon. Zo laat ook Paulus in zijn brief verstaan dat de ommekeer naar God een toewending is naar het ware leven, omdat God de ‘ware en levende God’ is.
Ommekeer, telkens weer
Ommekeer hebben we als mens blijvend nodig. In de wirwar van het leven gebeurt het dikwijls dat we zijwegen inslaan, op een doodlopend spoor geraken, verzanden zonder dat we er erg in hebben.
Telkens opnieuw hebben we die bezinning nodig: is mijn leven nog afgestemd op de dienst aan God, of heb ik die ingeruild voor andere verbintenissen?
Zelfs onder de schijn van het goede kan de afgodendienst vorm krijgen: mijn eigen projecten, zo nobel als ze zijn, dienen misschien alleen maar mijn eigen glans en glorie?
Christenen hebben geluk: tweemaal per jaar nodigt de Kerk alle gelovigen – van hoog tot laag – uit om een periode van reflectie en bezinning door te maken: in de advent en in de veertigdagentijd. Vooral de veertigdagentijd is de gunstige tijd om onze afgoden te ontmaskeren, en terug te keren naar de ware en levende God.
De profetische oproep om ‘om te keren’ zal nooit verstommen.
Die oproep houdt ons wakker en geeft ons de kans ingesleten levenspatronen te hervormen. God blijft ons wenken, wat er ook gebeurt, en eenmaal zal onze levensweg ongehinderd afgestemd raken op de definitieve bestemming: de stad Gods, het nieuwe Jeruzalem.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.