Bijbel van A tot Z ~ P van profeet
Het Hebreeuwse woord voor profeet is navi’. De exacte afleiding is onzeker, maar men denkt dat het woord in verband staat met een werkwoord dat ‘roepen’ betekent. Een profeet is dan iemand die ‘geroepen’ is. Dat stemt overeen met de teksten uit het Eerste Testament: de profeten die daar optreden worden door de God van Israël geroepen om in zijn naam te spreken.
Ons woord ‘profeet’ komt eigenlijk uit het Grieks (profètès), waar het verband houdt met een werkwoord dat ‘spreken in naam van’ betekent (profèmi). Inderdaad, een profeet spreekt niet uit eigen naam, maar uit naam van God. Wie uit eigen naam spreekt, wordt ontmaskerd als valse profeet, en daarvan lopen er ook heel wat rond in de Bijbel.
Elia en de profeten van Baäl
Bij de omringende volken van Israël kwamen ook profeten voor, vaak behoorden zij tot een soort van beroepsgroep. Zo waren er in de tijd van koning Achab (9e eeuw v.Chr.) heel wat ‘Baälsprofeten’ die ondersteund werden door koningin Izebel, zijn gemalin. Elia nam het tegen deze Baälsprofeten op, in een strijd op de berg Karmel (1 Koningen 18). Deze profeten werkten met verschillende methoden: zij lazen de ingewanden van dieren, interpreteerden de stand van hemellichamen of brachten zichzelf in extase door dans en zelfverminking en riepen dan hun god aan.
Elia zal de Baälsprofeten met veel ironie benaderen en laten merken dat hun god totaal machteloos is om ook maar iets te doen tegen de aanhoudende droogte. De echte heerser over hemel en aarde, en dus ook over de regen, is JHWH, en deze God is uniek en enig.
Profeet tegen wil en dank
De profeet die door God geroepen wordt, heeft tot opdracht te spreken tot het volk en tot hun leiders en machthebbers. Zo zien we hoe de profeet Amos naar het heiligdom in Beet-El (‘huis van El’) trekt om daar de hogepriester Amasja de les te lezen. Daar ontspint zich de volgende, veelzeggende dialoog:
- De hogepriester Amasja zei tegen Amos: ‘Ziener, verdwijn! Ga terug naar Juda en verdien daar je brood, ga daar maar profeteren. Hier in Beet-El mag je niet langer profeteren, want dit is het heiligdom van de koning, dit is de koninklijke tempel.’ Maar Amos antwoordde: ‘Ik ben helemaal geen profeet, en ook geen leerling van een profeet. Ik ben veeboer en vijgenteler. Maar JHWH heeft me achter mijn schapen vandaan gehaald, en het is JHWH die tegen me heeft gezegd: “Ga naar mijn volk Israël en profeteer daar.”’ Amos 7,12-15
Amos (8ste eeuw v.Chr.) heeft kritiek op het beleid van de koning van het Noordrijk, Jerobeam II, en op diens handlangers. De hogepriester verwoordt zijn loyaliteit aan de koning door te spreken van ‘de koninklijke tempel’. Hij beschouwt Amos als een ‘broodprofeet’ uit het Zuidrijk, die niets heeft te zoeken in Beet-El, een belangrijk heiligdom van het Noordrijk. Maar Amos laat weten dat hij geen ‘broodprofeet’ is, maar vijgenkweker, en dat het JHWH zelf is die hem gezonden heeft als profeet.
Zijn roeping en opdracht maakt van de profeet vaak een eenzame figuur in Israël.
Hij staat dikwijls alleen, zoals ook Mozes – de profeet bij uitstek – vaak alleen stond als het volk in de woestijn tegen hem in verzet kwam. De profeet moet tegen een stootje kunnen, moet een diep vertrouwen hebben in God en moet kunnen omgaan met tegenstand en verzet. Dat is geen gemakkelijke opdracht. De profeet Jeremia zou soms graag willen weglopen van zijn roeping, en de opdracht van zich willen afschudden:
- HEER, U hebt mij verleid, en ik ben bezweken,
U was te sterk voor mij en hebt mij in uw greep gekregen.
Dag in dag uit lachen ze om mij,
iedereen bespot mij.
Telkens als ik spreek, moet ik schreeuwen:
“Ik word mishandeld, onderdrukt!”
Want de woorden van de HEER brengen mij
dag in dag uit schande en vernedering.
Als ik denk: Ik wil Hem niet meer noemen,
niet meer spreken in zijn naam,
dan laait er in mijn hart een vuur op,
dan brandt het in mijn gebeente.
Ik doe moeite om het in bedwang te houden,
maar ik kan het niet. Jeremia 20,7-9
Jezus en Johannes De Doper, laatste profeten
Hoewel de religieuze leiders van Israël van mening waren dat het tijdperk van de profeten in de tweede eeuw voor Christus geëindigd was, werden zowel Johannes de Doper als Jezus toch herkend als profeet in de lijn van ‘de oude profeten’ (Lucas 9,8). Ook Jezus spreekt met gezag, zonder aanzien des persoons, en heeft kritiek op de leiders van zijn tijd. En ook Jezus wordt vervolgd en met spot en hoon overladen:
- Toen begonnen sommigen Hem te bespuwen; ze blinddoekten Hem en sloegen Hem en zeiden: “Profeteer nu maar!”, en ook de dienaren gaven Hem vuistslagen. Marcus 14,65
Een profeet – of profetes – is geen toekomstvoorspeller, maar leest de tekenen van de tijd. Een profeet is visionair en weet waarheid en leugen uit elkaar te halen. Een ware profeet vreest alleen zijn God. Men herkent hem uit de duizend.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Stuur een mail naar de redactie.