Bijbel van A tot Z ~ Z van zegel
Het woord ‘zegel’ nemen we niet vaak meer in de mond, of het moest gaan om een postzegel. Toch is juist die associatie interessant, want de overdrachtelijke en Bijbelse betekenis van 'zegel' is inderdaad verbonden met brieven of met geschriften. Is een brief of document verzegeld, dan mag het alleen maar geopend worden door de rechtmatige ontvanger.
Vorsten en hooggeplaatsten hadden vaak hun eigen zegel, met een eigen waarmerk. Wie een brief kreeg met een koninklijk zegel, wist meteen dat het om een belangrijk document ging. Ook de koningen in Israël hadden hun eigen zegels. Zo lezen we in het boek Koningen het volgende:
- Daarop zei Izebel: “Wat? Jij bent toch de koning van Israël? [...] Uit naam van Achab schreef Izebel brieven, verzegelde die met het koninklijke zegel en stuurde ze naar de oudsten en aanzienlijksten in de stad waar Nabot woonde. 1 Koningen 21,7-8
Izebel is de vrouw van koning Achab. De koning is erop uit om een aangrenzende wijngaard van een Israëliet in bezit te krijgen. Izebel maakt misbruik van het zegelrecht om een complot tegen Nabot af te dwingen.
Zeven zegels
Ook in het boek Openbaring horen we spreken over zegels en een verzegelde boekrol. Er is maar één iemand die deze zegels mag verbreken:
- Toen zag ik dit: degene die op de troon zat had in zijn rechterhand een boekrol die aan beide kanten beschreven was en met zeven zegels was verzegeld. Ik zag een machtige engel die met luide stem uitriep: “Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?” Maar er was niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen en inzien. Ik brak in tranen uit omdat blijkbaar niemand het verdiende om de boekrol te openen en hem in te zien. Toen zei een van de oudsten tegen mij: “Huil niet. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag Hij de boekrol met de zeven zegels openen.” Openbaring 5,1-5
Deze ‘leeuw uit Juda’ is niemand minder dan het Lam, de verheerlijkte Jezus, de messias van Israël.
Hooglied van de liefde
Het wijdverbreide gebruik van zegels voor belangrijke brieven en documenten heeft ertoe geleid dat het woord ‘zegel’ ook een overdrachtelijke betekenis kon krijgen. Een voorbeeld daarvan vinden we in het Hooglied. Daar roept het meisje haar geliefde als volgt toe:
- Draag mij als een zegel op je hart,
als een zegel op je arm.
Sterk als de dood is de liefde,
beklemmend als het dodenrijk de hartstocht.
Hooglied 8,6-7
Het hart van de geliefde zou voor altijd verzegeld moeten zijn, zodat zijn liefde alleen haar toekomt.
Het zegel op de arm – mogelijk een soort van tatoeage met henna – maakt deze liefde, die zetelt in het hart, ook uiterlijk zichtbaar, als getuigenis voor iedereen: Ik behoor toe aan mijn geliefde!
Dat is ook wat het meisje eerder al had uitgezongen: Mijn lief is van mij, / en ik ben van hem. (Hooglied 2,16)
Vormsel en zegel van de Heilige Geest
Deze achtergronden geven een diepe betekenis aan het sacrament van het vormsel, waar de vormheer tegen de vormeling het volgende zegt, terwijl hij met zalf (chrisma) het hoofd zalft: N., ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods! Deze zegswijze gaat onder andere terug op twee plaatsen in de Brief aan de Efeziërs:
- In Christus bent u, toen u tot geloof kwam,
gemerkt met het zegel van de heilige Geest, die ons beloofd is. (1,13)
en:
- Maak Gods heilige Geest niet bedroefd,
want Hij is het zegel waarmee u gemerkt bent
voor de dag van de verlossing. (4,30)
Wij allen, die gedoopt en gevormd zijn, dragen in ons (hart) het zegel van de heilige Geest. Dit merkteken zal ons nooit verlaten en herinnert ons aan de onverbrekelijke liefdesband tussen ons en Christus. Hierdoor worden wij in staat gesteld een leven te leiden ‘in de Geest’.