God slaapt nooit
Alle mensen slapen. Ook dieren hebben hun slaaptijden. Zelfs planten hebben periodes van rust en periodes van activiteit.
Alleen God slaapt nooit.
Zo staat het toch in Psalm 121: ‘God sluimert niet en slaapt niet.’ Hij houdt als een schaduw de wacht.
Het stelt nog maar eens op scherp hoe groot de kloof is tussen God en mens. Geen mens houdt het vol zonder slaap. Wij kunnen niet altijd actief zijn, we hebben rust, afkoeling en verwerkingstijd nodig om te kunnen functioneren. En dan nog zijn we lang niet altijd op ons best.
God wankelt nooit. Hij is er altijd.
Al zijn dromen en verwachtingen voor ons houden rekening met onze mogelijkheden. God windt er zich niet over op dat we wel een derde van elk etmaal verslapen, dat we onze moed al eens verliezen, dat we lang niet altijd trouw blijven aan onze beste bedoelingen. God weet dat we mensen zijn.
Soms spreken wij over God alsof hij ook een mens is. Als we hem vragen om wakker te worden zoals in Psalm 44. ‘Word wakker, Heer, waarom slaapt U?’
Als de ellende niet meer te overzien is, willen we God wakker schudden om in te grijpen.
Of zoals Elia bij zijn wedstrijdje met de profeten van Baäl in 1 Koningen 18. Als Baäl niet reageert op de vele smeekbeden van zijn profeten, steekt Elia de draak met hen: ‘Misschien slaapt jullie God en moet hij gewekt worden!’
Er zijn zoveel kantjes van God die we ons echt niet kunnen indenken. Hoe kan iemand zo goed zijn? Zo trouw? Zo aanwezig zonder ons plat te drukken? Zo uitnodigend zonder ons te overvragen? Het gaat ons verstand te boven.
Alleen met ons hart komen we een eind in de richting. En zelfs dan blijft het onvoorstelbaar.