Spectaculaire resultaten van archeologisch onderzoek Sint-Baafs
De site van de Sint-Baafskathedraal in Gent is mogelijk de enige locatie in centrum Gent waar de bodemontwikkeling van de prehistorie tot net voor het ontstaan van de stad kan worden onderzocht. Dat besluiten archeologen na onderzoek van bodemlagen onder en rond de kathedraal. De werken verliepen in de marge van de bouw van een nieuw bezoekerscentrum waar het gerestaureerde Lam Godsretabel centraal staat.
Volgens de archeologen heeft de opgraving uitzonderlijk veel informatie opgeleverd.
De resultaten gaan maar liefst 16.000 jaar terug, tot het einde van de ijstijd (14.650-11.650 jaar geleden). Toen ontwikkelde zich op de Zandberg, ten noorden van de kathedraal, een oerbos, dat zich duizenden jaren kon standhouden. De vegetatie daarvan wordt door de onderzoekers vergeleken met die in het huidige Groenland.Vanaf het eind van de Nieuwe Steentijd zijn er duidelijke aanwijzingen voor menselijke ingrepen en overexploitatie. Het bos werd gedeeltelijk gekapt en de vrijgemaakte grond kwam in gebruik als grasland, voor veeteelt. In de Bronstijd (2.100-800 v. Chr.) en de IJzertijd (800-57 v. Chr.) werd het landschap steeds opener door het verder rooien van bomen, voor de aanleg van meer grasland en akkers.
Sporen van Romeinse bewoning werden nog gevonden, maar hoe het landschap evolueerde tussen de Romeinse landbouwfase en de bouw van de eerste Sint-Janskerk in de 10de eeuw, kon niet achterhaald worden. Bodempakketten uit die tijd waren niet meer bewaard.
Bouw van de eerste kerk
Vanaf de 10de eeuw en de bouw van de eerste kerk, gewijd aan Sint-Jan, werd er druk begraven in en rond het gebouw. Het parochiekerkhof bleef acht eeuwen in gebruik tot het in 1796 werd opgegeven.
Tijdens de opgraving kwamen in totaal 1.057 goed bewaarde begravingen aan het licht.
De oudste skeletten dateren uit de 11de-12de eeuw. Tijdens de 10de tot 12de eeuw was Gent, na Parijs, de grootste en belangrijkste stad ten noorden van de Alpen.
Baby's en kinderen
Aan de noordzijde van de kathedraal werd het kerkhof pas aan het eind van de 13de eeuw in gebruik genomen. Eén zone was in de eerste helft van de 15de eeuw gereserveerd voor pasgeboren baby’s en heel jonge kinderen. De aanleg van deze ‘kinderhoek’ ging samen met een ingrijpende herinrichting van het kerkhof, niet gekend uit de historische bronnen. In de 16de eeuw kromp het kerkhofareaal door de bouw van de gotische benedenkerk tot ongeveer de helft van zijn ‘oorspronkelijke’ oppervlakte.
5 markante vondsten:
- Opvallend is dat één op de vijf overledenen werd bijgezet in een gezamenlijk graf.
- Er konden zelfs vijf echte ‘massagraven’ onderzocht worden. De radiokoolstofdateringen tonen aan dat deze stammen uit de 15de eeuw, de tijd waarin de gebroeders Van Eyck het Lam Godsretabel schilderden. De mensen in deze massagraven zijn waarschijnlijk aan dezelfde oorzaak overleden, maar het blijft onduidelijk aan wat. Er zijn geen sporen van geweld en de pest woedde in Gent vooral in de 14de eeuw. Ook opvallend is dat de massagraven niet slordig en haastig gegraven zijn, maar dat de overledenen duidelijk met zorg en eerbied er werden neergelegd.
- Uniek voor Vlaanderen en zelfs ver daarbuiten zijn de ‘knekelmuurtjes’ die aan de noordzijde van de kathedraal voorkwamen. Deze zijn opgebouwd uit dijbenen en scheenbenen, en de zones tussen deze constructies zijn opgevuld met schedels. Het botmateriaal dateert uit de 15de eeuw maar de ‘knekelmuurtjes’ zijn aangelegd in de 17de eeuw. Toen moet men een reeks van oudere graven hebben geruimd en in een bijzondere constructie weer aan de bodem toevertrouwd. Over dit vreemde ritueel is evenmin iets bekend uit de geschreven bronnen.
- In één van de noordelijke gebouwen van de religieuze site werd de ‘Oude Sacristie’ blootgelegd, die wellicht teruggaat tot de late 14de eeuw. In dit gebouw werden, net onder de vloer, de resten van 22 baby’s aangetroffen. Het gaat hoofdzakelijk om onvoldragen baby’s (foetussen): de jongste is rond het midden van de zwangerschapsperiode overleden.
- Zeer interessant vanuit archeologisch standpunt waren de restanten van beerputten. Daaruit kon niet alleen worden afgeleid wat er zoal werd gegeten, maar nu en dan belandde er ook wat aardewerk of ander afval in. De restanten van meloenen, die eeuwen geleden niet zo makkelijk te verkrijgen waren, bewijst dat het om gegoede bewoners ging.
Het archeologisch onderzoek is hiermee verre van afgerond. Skeletten en voorwerpen zullen nog nader worden onderzocht.