Waarom vraag je om de Vader te mogen zien?
Op de uitvaart van de Britse koningin bestond de evangelielezing uit de eerste negen verzen van het 14de hoofdstuk van het Johannesevangelie. Het is de laatste avond van Jezus' leven. Hij heeft brood en wijn gedeeld met zijn leerlingen en hun verteld dat Hij hen zal verlaten.
Dat lokt bij de leerlingen vragen uit: waar hij dan wel naartoe gaat, welke weg zij moeten nemen om Hem achterna te gaan, enz. Tot Filippus smeekt: Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet. Met het antwoord van Jezus eindigde ook de evangelielezing op de uitvaart van the Queen: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?
Ook wij komen wel eens in de verleiding om te willen weten hoe God eruitziet. Een begrijpelijke maar onwijze vraag, want God 'ziet er niet uit' voor aardse ogen.
En toch proberen we Hem voor te stellen. Wat grandioos mislukt, want het enige wat we kunnen, is van God een mens maken. Zo lopen we het gevaar om door visualisering ons Godsbeeld te vervormen in een mensbeeld. Het godslasterlijke gevolg is dat we God menselijke neigingen van vooroordelen en veroordelen toedichten.
Zo krijgt Ludwig Feuerbach, die precies 150 jaar geleden overleed, in zeker zin gelijk. In zijn Vorlesungen über das Wesen der Religion poneerde de Duitse filosoof de stelling: Niet God schiep de mens naar zijn beeld, zoals het in de Bijbel heet, maar de mens schiep God naar zijn beeld.
In tegenstelling tot zijn tijdgenoten Nietzsche en Marx die godsdienst haatten, erkende Feuerbach de antropologische betekenis en de mobiliserende kracht van religie. Des te pijnlijker en nefaster was dan ook zijn bewering dat religie is gebaseerd op projectie: ze is nuttig maar zinloos. Veel mensen vandaag zeggen Feuerbach na, zonder erover na te denken.
Wie er wel over nadenkt, gaat beseffen dat Feuerbachs vaststelling waar kan zijn, namelijk dat veel mensen zich een beeld hebben geschapen van God dat uitgaat van hun eigen beeld, maar dat daarmee zijn conclusie dat God niet bestaat helemaal niet opgaat. Omdat mensen een al te menselijke God bedenken, is God zelf nog geen verzinsel. Integendeel, God ontsnapt aan ons voorstellingsvermogen.
Hij die van God een menselijk personage maakt, vernietigt Hem.
De les die ik uit Feuerbachs bewering trek: maak geen misbruik van God. Helaas, dat doen we vlugger dan we denken. We willen zo graag God in onze voorstellingswereld binnenhalen als 'een van ons', omdat, zoals de 15de-eeuwse mysticus en theoloog Niklaus von Kues (Cusanus) al zei, 'de mens niets anders kan dan op menselijke wijze oordelen, ook over God'.
De protestantse theoloog Karl Barth heeft ons - misschien wel dankzij Feuerbachs boude uitspraak - laten inzien dat God de Gans Andere is. We moeten God God laten zijn.
Eigenlijk hadden we die les al kunnen trekken uit de Bijbel.
In het Oude Testament komt ook Mozes in de verleiding om God te willen kennen. Bij de brandende braamstruik vraagt hij daarom naar Gods naam. Hij krijgt een enigmatisch antwoord. Volgens de ene vertaling: Ik zal (er) zijn. Volgens een andere vertaling: Ik ben die is. Kortom, God is ons nabij maar Hij geeft zijn identiteit niet prijs. We kunnen en mogen Hem niet (be)vatten. In het Nieuwe Testament verdwijnt Jezus op het moment dat de leerlingen van Emmaüs de man aan tafel bij het breken van het brood hebben herkend als Jezus en erkend als God.
Herkennen en Erkennen, ja. Kennen (in de betekenis van bezitten), neen.
God is groter dan ons hart en ons verstand. Dat is de kern van het Godsprobleem. Om het te zeggen met de woorden van Paulus: Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog.
Het Probleem van God, The Problem of God, zo heette een tentoonstelling van religieuze kunst in 2016. Het centrale kunstwerk van de tentoonstelling in Düsseldorf was een gesloten boek (van Giovanni Miege) met tussen de bladeren een loep dat één woord uitvergrootte: INVISIBLE. God is onzichtbaar, want Niemand heeft Hem ooit gezien (Joh. 1,18).
Er hing ook een klok ... zonder klepel. God is niet alleen niet te zien, Hij is vandaag ook niet te horen.
Toch werd een ander kunstwerk het waarmerk van de tentoonstelling: de video The Bread van onze Belgische kunstenaar Michael Borremans. Een meisje eet een stukje brood, traagzaam en ingetogen. Vraag: waar kunnen we God zien? Antwoord: bij het breken van brood. Maar dan verdwijnt Hij weer (Emmaüs).
Dat laat ons toe om tevreden te zijn met het antwoord van Jezus dat ook op de uitvaart van Britse koningin te horen was: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?