Wie was Serge Berten, de nieuwe ereburger van Menen?
Serge was pas 23 toen hij in 1975 naar Guatemala vertrok en nog geen 30 toen hij er ontvoerd en wellicht kort nadien vermoord werd. Veertig jaar geleden is dat intussen, maar de stad Menen is hem niet vergeten. In een speciaal voor hem aangelegd park prijkt zijn portret op een gedenkplaat en werd een standbeeld opgericht. Je kunt in zijn spoor wandelen op het Serge Berten Pad, dat onder meer langs zijn ouderlijk huis loopt.
Dat deden leerlingen van de Futurascholen, die daarbij onder de indruk raakten van zijn verhaal en meer wilden weten. Lange interviews met vrienden en familie van Serge verwerkten ze in een lange documentaire. Zaterdag 26 november werd hij officieel ereburger van de stad, ook al ligt zijn lichaam wellicht in een anoniem massagraf aan de andere kant van de oceaan.
Tekst gaat verder onder de foto.
Wie was Serge Berten? Welke roeping volgde hij? En wat gebeurde er precies in Guatemala? We vragen het aan Raf Allaert, die als pastoor in de parochie van Puerto San José samenwerkte met Serge tot hij op die noodlottige 19 januari 1982 ontvoerd werd.
Van Menen over Kortrijk tot Guatemala
Serge was de zoon van Roger en Agnes, landbouwers in Menen, zo steekt Allaert van wal. Hij kwam tot bloei in de plaatselijke KSA, een jeugdbeweging die toen sterk de klemtoon legde op gelovige ontplooiing en sociale verantwoordelijkheid. Na zijn middelbare school klopte hij aan bij de missiecongregatie van Scheut. Na een eerste jaar filosofie werd hem gevraagd de opleiding maatschappelijk werk te volgen aan het Ipsoc in Kortrijk (nu Vives). Met zijn diploma op zak kon hij in 1975 als scheutist-stagiaire vertrekken naar Guatemala.
Samen met de Nederlandse theoloog Mario Coolen begeleidde Serge plaatselijke catechisten in de parochie van Santa Lucia Cotzumalguapa. Die parochie werd geleid door de iets oudere Walter Voordeckers, een confrater uit Turnhout die al sinds 1966 in Guatemala actief was en het klappen van de zweep er goed kende, helaas ook letterlijk.
Het land was stevig in de greep van grootgrondbezitters en een rechtse dictatuur die paramilitaire groepen liet gedijen, vertelt Allaert. De oorspronkelijke Mayabevolking werd uitgebuit op plantages van de grootgrondbezitters.
God bevrijdt armen en verdrukten
Tegen die achtergrond hoorden Walter, Mario, Serge en vele anderen het evangelie: Jezus geeft zijn leven voor zijn boodschap van sociale rechtvaardigheid en Gods liefde voor armen en verdrukten. Deze bevrijdingstheologie leefde op dat moment sterk in heel Latijns-Amerika. Overal ontstonden basisbewegingen waarin lokale mensen het voortouw namen en waarbij christelijke en sociale bewustwording hand in hand gingen.
In de dagelijkse hel van dwangarbeid las de Bijbel als een brandend actuele tekst.
En net zoals Jezus destijds, vormde ook deze nieuwe evangelische bewogenheid een grote bedreiging voor de bestaande, uitermate onrechtvaardige structuren.
Tekst gaat verder onder de foto.
Geweld escaleert
Toen Walter de eigenaars van de plantages bij naam ging noemen in zijn preken, tekende hij zijn doodvonnis, stelt Raf Allaert. Al sinds 1976 werd hij geviseerd door het ESA (Ejército Secreto Anti-communisto, oftewel geheim anticommunistisch leger).
Op de muren van de pastorie werden slogans geschilderd als ‘Walter go home – ESA’. Hij ontving ook brieven met doodsbedreigingen.
De Vlaamse scheutisten steunden de boerenvakbond CUC, waarvan veel leden ook geëngageerde catechisten waren. In januari 1980 speelde zich een eerste drama af.
Een veertigtal kaders van de beweging en studentenleiders bezette de Spaanse ambassade om aandacht te vragen voor hun zaak. Generaal Lucas Garcia maakte er korte metten mee door het gebouw met napalm in brand te laten steken. Alle bezetters kwamen gruwelijk om het leven, onder hen ook de vader van Rigoberta Menchú, die haar vaders strijd voor mensenrechten voortzette en daarvoor in 1992 de Nobelprijs voor de vrede kreeg.
Moord op Walter Voordeckers
Enkele maanden later ging het CUC in Santa Lucia over tot een grote staking. Dat was ongezien, schetst Allaert. De werkgevers zagen zich verplicht hun loon meer dan de verdubbelen (van 1,15 dollar naar 3,50). Tegelijk was voor hen de maat vol. De lont moest uit het kruitvat.
De geheime dienst dacht de beweging een zware slag te geven, als ze ‘hun pastoor’ konden uitschakelen. Walter was nochtans geen lid van de boerenvakbond, al bracht hij de stakers wel voedselpakketten. Dat deden ook enkele Vlaamse zusters van de Jacht die daar actief waren: Sabine Mortier en Paula Vandererven.
Toen ging het snel, zegt Allaert. Op 1 mei was al een Filippijnse scheutist ontvoerd met een catechist. Op 12 mei werd Walter opgewacht door vier mannen die hem wilden ontvoeren. Hij probeerde te ontsnappen en kreeg daarop zeven kogels door zijn lijf.
Toch gingen de boeren door met hun stakingen. In het totaal werden zeker 130 catechisten en boeren ontvoerd uit Santa Lucia Cotzumalguapa.
Nabestaanden bleven jarenlang in het ongewisse, tot de massagraven werden ontdekt.
Serge Berten in Puerto San José
Hoewel Serge catechisten begeleidde in Santa Lucia, behoorde hij tot de parochie van Puerto San José aan de kust. Daar leerde Raf Allaert hem pas echt goed kennen, toen hij er zelf pastoor werd.
Bij ons waren er geen suikerrietplantages en de situatie was minder gespannen dan in Santa Lucia. Toch was ook bij ons de boerenvakbond CUC actief en Serge nam er een belangrijke rol in op. In het parochiehuis kopieerden we pamfletten die over de hele kuststreek verdeeld werden. En dat terwijl aan de overkant van de straat een politiekantoor stond.
Vanuit de kerktoren konden we zien hoe op het binnenplein van het politiekantoor mensen gefolterd werden. Raf Allaert
Toch kon hun werk een tijdlang onder de radar van de veiligheidsdiensten blijven, omdat de meeste aandacht naar Santa Lucia ging. We voelden de druk wel stijgen, bijvoorbeeld toen militairen niet zo vriendelijk een mis voor een collega kwam aanvragen.
Tekst gaat verder onder de foto.
Van boerenprotest tot guerrilla
Na de moord op Walter Voordeckers vond Serge het veiliger voor zichzelf – en voor zijn confraters – om de bergen in te trekken, samen met heel wat andere leden van de CUC. Daar hield ook het Guerrillaleger van de Armen (EGP) zich schuil.
In de nabijgelegen parochie van Esquintla was Ward Capiau al tot hetzelfde besluit gekomen. Ook Ward was een Vlaamse scheutist, uit Opbrakel. Hij had net als Serge maatschappelijk werk gestudeerd in Kortrijk en was een jaar eerder, in 1974, naar Guatemala vertrokken. Ook hij was sterk betrokken bij het CUC.
In 1979 had Ward zijn eeuwige geloften moeten afleggen, maar hij wou niet naar Vlaanderen terugkeren daarvoor.
Het voelde aan als vluchten, vond hij, net nu de mensen het zo zwaar hadden. Hij trok de bergen in en net als veel andere leden van het CUC sloot hij zich aan bij het guerrillaleger. Hij hielp met defensieve taken in de logistiek, de vorming en organisatie.
Om zijn congregatie niet in gevaar of in opspraak te brengen, trok hij zich eruit terug. Dat begreep ik pas later, zegt Raf Allaert. Ik dacht dat hij de congregatie uit onmin verlaten had. Maar zijn pastoor, Jan Van de Veire, zal de ware toedracht wel gekend hebben. Na al het geweldloos verzet leek de gewapende strijd voor veel boeren de enige manier om hun families te beschermen.
In een brief aan het thuisfront schreef Ward: Het is niet erg overtuigend van weg te lopen als de bevolking het meest nood heeft aan hulp. Wie echt lief heeft, is bereid zijn leven te geven voor zijn vrienden. Op 22 oktober 1981 werden zes kogels op hem afgevuurd.
Tekst gaat verder onder de foto.
Terug naar Serge. Die stuurde een laatste brief naar Menen in december 1981. Er worden veel mensen doodgeschoten, maar je moet je niet ongerust maken over mij, zo kreeg zijn moeder Agnes te lezen. Een maand later, op 19 januari 1982, werd Serge ontvoerd samen met twee anderen.
Zijn lichaam werd nooit teruggevonden. Men neemt aan dat ook hij vermoord werd en in een anoniem massagraf gedumpt.
Met het nieuwe bewind later dat jaar brak er een nieuwe periode van vervolging aan. Buitenlandse missionarissen werden het land uitgezet. Onder generaal Ríos Montt werden hele Mayadorpen systematisch uitgeroeid. De bevolking rouwde stilzwijgend om de vele doden en vermisten terwijl de repressie doorging.
Op zoek naar gerechtigheid
Tussen 1994 en 1999 onderzocht een ‘Historische Ophelderingscommissie’ onder leiding van de VN de massaslachtingen en kwalificeerde ze als de Guatemalteekse genocide. In die periode besloot Mario Coolen, die met Serge catechistenwerk had gedaan in Santa Lucia, terug te keren naar Guatemala. Samen met nabestaanden en enkele lokale organisaties richtte hij de belangengroep AMDE op. Kinderen en weduwen van vermoorde boeren houden de herinnering levend en ijveren voor gerechtigheid.
Tekst gaat verder onder de foto.
Bloederige achterhoedegevechten
In 1996 kwam er officieel een einde aan de burgeroorlog, die 36 jaar had geduurd en het leven had gekost aan 200.000 mensen. Toch betekende dat nog niet het einde van de onderdrukking in Guatemala.
In 1998 bracht bisschop Juan José Gerardi als hoofd van een katholieke commissie tot Herstel van het Historisch Geheugen (REMHI) het document Guatemala: nunca más uit, waarin de wandaden én de schuldigen werden genoemd. Twee dagen later, op 26 april 1998, werd hij aan de garage van zijn parochiehuis in Guatemala-Stad overvallen en werd hem de schedel ingeslagen.
Zijn lichaam werd zo zwaar verminkt dat het enkel door de bisschopsring geïdentificeerd kon worden.
In 1999 noemde de Historische Ophelderingscommissie in haar eindrapport Guatemala, Herinnering aan stilte niet minder dan 42.275 slachtoffers bij naam. 83% van hen was Maya en 93% van hen was vermoord door regeringstroepen. President Bill Clinton bood verontschuldigingen aan voor de betrokkenheid van de Verenigde Staten.
Het AMDE maakte de slachtpartijen van Santa Lucia aanhangig bij het Inter-Amerikaanse Organisatie voor de Mensenrechten (IACHR). De zaak kwam voor in 2018. Daarbij werden zowel getuigen en nabestaanden gehoord als vertegenwoordigers van de regering. Verder onderzoek moet leiden tot een proces bij het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens in Costa Rica.
Tekst gaat verder onder de foto.
Ook de nabestaanden van de drie vermoorde scheutisten en hun congregatie gaven de pogingen niet op om toch nog gerechtigheid te krijgen voor de slachtoffers van het geweld in Guatemala. Uit een bezoek aan het land in 1997 ontstond de vzw Guatebelga. Raf Allaert is er de voorzitter van. In 2001 diende de groep rond Guatebelga een klacht in om een gerechtelijk onderzoek te starten. In september 2005 vertrok een rogatoire commissie naar Latijns-Amerika. Op 10 november dit jaar verwees de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Brussel de zaak naar het hof van assisen in Leuven en werd de aanhouding bevolen van 5 toenmalige regerings- en legerleiders.
België wordt wellicht het eerste land dat effectief tot een veroordeling zal overgaan.
Ook in Spanje loopt een zaak, aangespannen door Nobelprijswinnares Rigoberta Menchu, die haar vader verloor bij de napalm brand in de Spaanse ambassade in 1980.
Van de overheid in Guatemala valt niet veel medewerking te verwachten, weet Raf Allaert. Tot op vandaag is het land in de greep van dezelfde elite, die de economische, financiële, politieke én juridische macht in handen heeft, zo zucht hij. Het is een octopus, die ook banden heeft met de drugswereld en gewelddadige jongerenbendes (mara’s).
Wat kan een veroordeling dan betekenen voor de gewone mensen in Guatemala? De Belgische rechtszaak is voor hen fantastisch nieuws. De hoop herleeft dat er toch nog gerechtigheid komt, ook al zijn ze tegelijk bang voor de reactie van de machthebbers als ze in nauwe schoentjes worden gedreven. De pers durft amper te berichten over de lopende strafzaken. Er heerst een klimaat van angst en zelfcensuur. En toch is er hoop op – eindelijk – gerechtigheid.
Meer weten
- Maak kennis met Guatebelga en steun het werk van de vereniging via BE69 0013 6295 4878.
- Lees het beklijvende verhaal van Mario Coolen Zoektocht naar een overleden vriend (Streven) over de verdwijning van een medewerker in Guatemala in 1981.
- Ontdek de fototentoonstelling Vermist in Guatemala, niet vergeten met werk van Piet den Blanken in De Passage, CC De Steiger in Menen (tot 12 december).