Het onkruid van de lucht [Blog]
Kun je van vogels houden, maar niet van duiven? Het is een vraag waarmee wij in onze buurt al enkele jaren worstelen. Vooral in de nestel- en broedperiodes van de duif kampen wij met zeer tegenstrijdige gevoelens.
In onze aaneengesloten stadstuinen zitten veel vogels.
We worden ’s ochtends wakker van fluitende vogeltjes.
Er zijn mussen, mezen en merels en zelfs een paar zwaluwen. En er is ook een toenemende kudde houtduiven.
Die duiven zijn in onze buurt niet graag gezien. Ze zijn te dik en te plomp. Hun eindeloos ‘roekoe’ gaat snel vervelen. Hun uitwerpselen zijn veel te groot en als ze opdrogen in de zon, heb je een beitel nodig om ze weg te bikken van je terras of balkon. Maar het ergste is dat ze dol zijn op nestplekjes vlakbij mensenhuizen. Op de vensterbank van de badkamer. Achter de klimop bij de slaapkamer. Op een richel boven de voordeur. In de dakgoot of bovenin de schoorsteen. Hoe dichterbij, hoe liever. Dan bezetten ze wekenlang hun nestplek en brengen een stel schriele duifkuikens voort, die veel te snel groeien en binnen de kortste keren zelf aan een nest beginnen. En ondertussen flatsen ze hun zwart-witte uitwerpselen als merktekens op de grond onder elke zit- of slaapplaats.
Onze buren zijn strijdvaardig. Ze klappen in hun handen en roepen om de dieren weg te jagen. Maar die zijn onverstoorbaar. Ze plaatsen pinnen of reflecterende spulletjes om ze af te schrikken. Maar de duiven rukken alles weg wat in hun weg staat en gaan verder met het bouwen van hun slordige takkennest.
Ze zijn het onkruid van het luchtruim. Niet graag gezien maar onverwoestbaar.
Elke winter hangen mijn buren en ik mezenbollen. De vogels zijn onze vrienden. We hebben nestkastjes met kleine, ronde gaatjes aan de bomen bevestigd. We zetten schaaltjes met water klaar als het droog is. Maar die duiven zien we liever elders, ver weg, in hoge bomen aan de andere kant van de stad. Er is een grens aan onze vogelliefde en de duif is erover.
Ook al is de duif het symbool van de vrede, wij worden agressief van hun opdringerige aanwezigheid.
Bovendien staat de duif ook nog voor de geest van God. Daarmee doe je ook niet wat je wil, dus dat kan kloppen. Al wordt het steeds moeilijker om met een serene blik te kijken naar afbeeldingen van de heilige geest. Zo stellen de duiven nu ook nog mijn geloof op de proef.
Onlangs wandelde er een duif over mijn terras die me met een schuin kopje brutaal aankeek. Ze vloog niet eens meer weg toen ik ‘ksst’ riep.
‘Arrogant beest’, foeterde ik.
‘Roekoe’, antwoordde ze kalm.
Er zit niets anders op dan te proberen ze te negeren. Maar daarvoor heb ik eerst nog een extra portie vrede nodig.