Hoog en laag - Kolet Janssen [column]
Wie heeft ooit bedacht dat een kerk een gebouw moet zijn dat hoger is dan de huizen eromheen? Dat je slechts tot God kunt komen door omhoog te kijken?
In een ouderwetse kerk voel je je vanzelf klein. Zolang je met een grote groep bent, is het fijn om ruimte en lucht te hebben. Maar als ik op een doorhetjaarse zondag om me heen kijk tijdens de mis, zie ik hoe klein onze groep over twintig jaar (of eerder nog) zal zijn. Want de gemiddelde leeftijd is hoog, en jonge mensen zijn er niet veel.
Ik probeer me in te denken hoe zij over twintig jaar met een stuk of tien, vijftien bij elkaar zullen zitten in deze letterlijk torenhoge kerk.
Veel liever gun ik hun (of ons) de warmte van een of ander huis, zoals in de beginjaren van het christendom.
Samen rond een tafel die later ook weer de eettafel is. Met een toilet vlakbij, en de keuken voor thee of koffie achteraf binnen handbereik. Met een tapijt waar de kinderen op kunnen zitten en een speelhoek voor de kleintjes.
Een plek waar we als vanzelf hand in hand het Onzevader zullen zeggen.
Waar het niet moeilijk zal zijn om een persoonlijke voorbede uit te spreken, omdat we elkaar kennen en vasthouden.
Onze mooie, hoge kerken zijn er dan nog enkel voor feesten of bijzondere momenten. Dan zullen we er extra van genieten. Maar voor onze wekelijkse samenkomsten zal een kleine ruimte beter geschikt zijn.
Juist door anders en elders samen te komen, zullen we ervaren hoe het verder kan gaan. Ons geloof zal er haast onmerkbaar dichter bij ons leven door komen te staan.
We zullen zelf verantwoordelijkheid moeten nemen en onszelf verdiepen in de oude teksten, en ook dat is een geschenk.
Samenkomen rond een droom kan op vele manieren. Hoge gewelven hebben we daar lang niet altijd voor nodig.