Een storend luid gesprek op de trein - Kolet Janssen [column]
We zitten op de trein zachtjes met elkaar te praten, als er een bank verder opeens een man luidkeels begint te telefoneren. Hij praat in een voor ons onverstaanbare taal. Hij ratelt enthousiast de zinnen achter elkaar.
Soms is hij even stil, dan luistert hij wellicht naar zijn gesprekspartner. Maar al snel begint het spervuur van klanken opnieuw. In het vuur van zijn betoog klinkt het steeds luider, of zo lijkt het toch.
Wij verstaan onszelf niet meer en moeten noodgedwongen ook luider gaan praten. Lezen lukt ook niet meer.
We ergeren ons. Kan die man niet wat zachter praten? Beseft hij niet dat hij zijn medereizigers stoort?
Ik sta net op het punt om hem vriendelijk glimlachend teken te doen om zijn volumeknop een beetje zachter te draaien, als het telefoongesprek stopt. Wij herademen opgelucht.
Maar we hebben iets te vroeg victorie gekraaid, want even later begint de man opnieuw. In totaal zo’n vijf gesprekken op een treinrit van drie kwartier. Stuk voor stuk heel luid en nadrukkelijk. Zijn stem klinkt opgewonden, maar we kunnen niet uitmaken of hij verontwaardigd of enthousiast is of nog iets helemaal anders.
De man weet natuurlijk dat we zijn gesprek niet kunnen volgen, hoe luid hij ook praat. Zou hij anders misschien wat gedempter spreken?
Ik denk opeens aan de liturgie in onze kerken. Vol luide zinnen en vaste formules die voor veel mensen onverstaanbaar zijn.
Zouden toevallige passanten dat ook als vreemd en storend ervaren? Zorgen wij soms ook voor overlast? Of beperken we ons gelovige spreken vanzelf tot het kerkgebouw? En moeten we misschien juist meer durven uitkomen voor ons geloof op straat, in de winkel en op de trein?
Ik raak er niet uit: wat stoorde ons het meest? Het volume of de onverstaanbaarheid? Wellicht een combinatie van beide…
En ik onthoud: ook wij als gelovigen moeten niet om ter luidst roepen.
We moeten ons stemvolume en onze woorden aanpassen aan wie er naar ons luistert.
En boven alles moeten we verstaanbaar zijn. En zo heeft die onrustige treinreis me toch nog iets bijgebracht.