‘Roeping is niet verdwenen’
Broeder van Liefde Luc Maes leidt de communauteit in Sint-Maria-Aalter, waar hij al voor de derde keer in zijn leven als religieus terechtkwam
Van 1961 tot 1963 verbleef hij als novice op het kasteeldomein van de broeders van Liefde in Sint-Maria-Aalter. In 1989 keerde hij terug naar de Blekkervijverstraat, dit keer als novicemeester. Intussen is broeder Luc Maes (73) toe aan zijn derde termijn. Vandaag leidt hij een communauteit van vijf broeders en werkt hij mee aan Menas, een project over verstilling, verdieping en verbinding.
– Hoe kijkt u terug op uw eerste periode hier als novice?
Vaak hoor je broeders zeggen dat het noviciaat de mooiste tijd van hun leven was. Bij mij ligt het anders. Toen werden we als novicen nog behoorlijk strikt afgezonderd van de wereld. Daarmee had ik het best wel moeilijk. Het noviciaat was voor mij dan ook een tijd van worstelen met mezelf en van leren loslaten. Achteraf blik ik er wel dankbaar op terug. Ik leerde toen waardvolle dingen die in mijn leven als religieus altijd van betekenis zijn gebleven. Bovendien was ik novice terwijl het Tweede Vaticaans Concilie aan de gang was. Er hing toen een gevoel dynamiek en openheid in de lucht.
– Wellicht beleefde u het noviciaat anders toen u zelf novicemeester werd?
Beslist. Het aantal novicen was op dat ogenblik natuurlijk al sterk gedaald. Ik begeleidde kleine groepen van twee tot vijf novicen. Zelf staarde ik me echter toen al niet meer blind op de aantallen. De autenthiciteit stond voorop. Ik ging persoonlijk op weg met die jonge mensen en zette hen er allereerst toe aan zelf tot onderscheiding te komen van wat God van hen verlangde. Dan kon het natuurlijk gebeuren dat sommigen uiteindelijk besloten tot een andere levenskeuze. Die benadering was ook niet voor alle novicen even vanzelfsprekend. Op mijn beurt leerde ik als novicemeester bij van hen.
– Bestond die persoonlijke begeleiding in uw novicentijd dan niet?
Toch niet in die mate of vorm. Natuurlijk moesten we geregeld biechten. Tijdens de biecht was er dan soms wel wat ruimte om over iets te praten. Toch vond ik pas veel later een heuse geestelijke begeleider in pater Robert Jansen, een jezuïet, die ik ontmoette tijdens een retraite in Heule. Zijn nederigheid en grote vertrouwen in de werking van Heilige Geest troffen me. Dertig jaar lang ging ik bij hem elke maand op gesprek.
– Later maakte u in Moerzeke ook deel uit van een internationaal gezelschap. Hoe ervoer u dat?
Ik woonde er samen met [node:field_streamers:0] jonge Afrikaanse en Aziatische broeders die een opleiding volgden over de Sociale Leer van de Kerk. Een leerrijke ervaring. Enerzijds stoot je dan natuurlijk op cultuurverschillen. Dat is niet altijd eenvoudig. Ook voor hen is het vaak toch een opgave om zich aan te passen aan onze manier van leven. Anderzijds ontdek je in het samenleven ook het gedeelde mens-zijn.
– Waarin bestaat de eigenheid van een roeping als broeder?
Ik denk dat een broeder vanzelf dichter bij de mensen staat. Tegenover een priester blijft er vaak toch een zekere afstand, die wellicht te maken heeft met zijn rol als voorganger in de liturgie. De affiniteit die we als broeders hebben met onze medewerkers is daardoor ook sterk. Niet toevallig sluit onze spiritualiteit nauw aan bij een lekenspiritualiteit. Onze congregatie trekt dan ook bewust de kaart van de leken. Al betekent dat natuurlijk voor ons, als broeders, dat we dingen moeten leren uit handen te geven. Ook hier in Aalter moeten we dat nog elke dag leren. Het gaat met vallen en opstaan.
– Heeft de broederroeping dan nog toekomst?
Moeilijk te voorspellen. Ik vermoed dat er altijd broeders zullen zijn, ook in West-Europa. Alleen zijn we niet zeker welke vorm dat zal aannemen. In elk geval vind ik dat de essentie van onze roeping, een gegeven leven voor anderen, blijft. Ik zie dat bij heel wat mensen om me heen.
– Raakt het u dan niet dat het aantal roepingen bij ons zo gering is?
Je kunt niet zeggen dat er vandaag geen roepingen meer zijn. Om dat te zien, moet je echter wel het vakjesdenken loslaten. Iedere mens is geroepen. Talloze mensen geven hun leven ten dienste van anderen. Voor mij is het belangrijk om met hen op weg te gaan en, wederom, hen aan te zetten tot persoonlijke onderscheiding.
– Is dat wat jullie willen doen met het project ‘Menas’?
Ja, zeker. Met verstilling, verdieping en verbinding kozen we voor een wat bredere insteek dan onze eigen christelijke inspiratie. Je mag niet bang zijn te getuigen over je eigen inspiratie. Ik leerde echter dat je mensen niet met een verborgen agenda mag benaderen. Je moet hun eigen ervaring en verhaal ernstig nemen. Daarom vertrek ik van wat liefde betekent in het leven van concrete mensen. God is immers Liefde. Leg je dan meteen het accent op ‘God’, of begin je eerst bij ‘liefde’? Hij geeft ons de ruimte om Hem te zoeken.