‘Jezus, wat een straffe kerel’
Kim Maegerman kreeg het geloof niet mee van thuis uit, maar de pastoraal werkster in opleiding voelt zich na een lange zoektocht wel thuis in de Kerk
Elf jaar geleden startte Kim Maegerman (33) met de opleiding pastoraal werker in de gezondheidszorg. Twee jaar later kwam haar dochter Jana ter wereld. Kim Maegerman kampte echter met een postnatale depressie waardoor ze een jaar na de bevalling haar studies node stopzette. Drie kinderen later pikte ze de draad weer op. Haar eerste jaar zowel als haar observatiestage zijn bijna achter de rug.
– Wat deed u beslissen opnieuw diezelfde studies aan te vatten?
Mijn dochters – nu acht, zes en drie jaar oud – worden steeds zelfstandiger en hebben hun mama almaar minder nodig. Toen ik in verwachting was van mijn tweede kind, besliste ik namelijk voltijds huismoeder te worden. Ik kende zelf geen fijne jeugd en wilde er alles aan doen om mijn kinderen dat warme nest wel te bieden.
Pastoraal werker worden is nu meer dan ooit wat ik wil doen. Ik voel sterk aan dat dit mijn weg is, ook al is het in onze samenleving geen vanzelfsprekende keuze. De voorbije jaren groeide ik ook sterk in het geloof, waardoor die keuze van tien jaar opnieuw werd bevestigd.
– Komt u uit een gelovig nest?
Helemaal niet. Ik ben niet-gelovig opgevoed, maar deed zoals de meesten wel mijn eerste en mijn plechtige communie. Tijdens de vormselvoorbereiding raakte ik steeds meer geboeid door de verhalen van Jezus. Wat een straffe kerel was me dat.
Ook als tiener bleef die belangstelling. In tegenstelling tot mijn klasgenoten keek ik uit naar de godsdienstles. Ik koos ervoor godsdienstwetenschappen te studeren, maar stopte daar na enkele maanden mee omdat ik mijn echtgenoot had leren kennen en we al snel gingen samenwonen.
Naar de kerk ging ik toen nog niet. Ik vond de mis een vreemd gebeuren en snapte niets van wat zich daar afspeelde. Mijn echtgenoot gelooft niet, dus ook hij kon me niet wegwijs maken.
– Hoe kijkt hij aan tegen uw transformatie op gelovig vlak?
Mijn echtgenoot leerde me kennen toen ik beslist had godsdienstwetenschappen te studeren, dus hij wist van meet af aan dat het geloof een rol speelt in mijn leven. Hij steunt me in die keuze, ook al gaat hij niet mee naar de eucharistieviering. Dat is voor mij geen probleem, want het is essentieel dat hij daarin trouw blijft aan zichzelf.
Hij vond het ook niet erg onze kinderen te laten dopen. Enkel de jongste [node:field_streamers:0] is nog niet gedoopt, maar dat is omdat ik liever wacht tot ze wat ouder is, zodat ze het bewuster kan meemaken.
Onze oudste dochter is misdienaar in Kaprijke. Ze vroeg daar zelf om nadat ze twee jaar geleden haar eerste communie deed. Ze vond het ‘saai’ om te zitten en luisteren en vindt het leuker mee te helpen in de viering. Laatst ging ze mee op weekend met de misdienaars, ook al kende ze er bijna niemand. Ze vond het super en mooi meegenomen is dat ze zo in contact komt met andere gelovige kinderen. Let wel, ik dwing haar tot niets. Als ze er op een dag mee wil stoppen of niets meer wil weten van de Kerk, dan is dat zo. Ik weet uit eigen ervaring dat God op een gegeven moment wel aan je mouw komt trekken.
– Intussen voelt u zich wel thuis in de Kerk. Hoe kwam dat?
Tijdens mijn eerste poging te gaan voor pastoraal werkster elf jaar geleden deed ik mijn eerste stapjes. Al gauw werd ik aangesproken om mee te helpen voor de kinderwoorddienst. Daar stopte ik vorig jaar mee, maar onlangs vroegen ze me of ik geen catechiste wilde worden. Ik nam de uitdaging aan, al bleef ik wat meer op de achtergrond.
Telkens ik nu in de kerk ben, komt er een rust over me. Dat klinkt misschien cliché, maar het voelt zo. Ik weet nu wat er gebeurt in een viering en wat het betekent. Ik kom er ook in contact met God en het helpt die relatie gaande te houden. Daarnaast helpt het me stil te staan bij mijn geloof en mijn leven.
Terwijl ik als tiener meende dat geloven iets was wat je in je eentje deed, zie ik nu de noodzaak in van een gemeenschap om samen dat geloof te kunnen beleven.
– Nog even over de opleiding. Wat trof u het voorbije jaar het meeste?
Dat op weg gaan met mensen, in het bijzonder personen met een beperking, mijn roeping is. Dat bleek duidelijk uit mijn observatiestage in Ortho-agogisch Centrum Broeder Ebergiste in Vurste. In de liefdevolle manier waarop het personeel omging met de bewoners zag ik God aan het werk.
Dat ‘op weg zijn’ blijkt duidelijk uit het Lucasverhaal van de Emmaüsgangers en spreekt me daarom bijzonder aan. Ik begrijp maar al te goed dat mensen zo overmand kunnen zijn door emoties, dat ze God niet meer herkennen. Als pastoraal werkster kan ik God opnieuw aanwezig brengen in hun leven, zowel in vreugdevolle als verdrietige momenten. Dat lijkt me een inspirerende uitdaging.