Kerk krijgt alle kleuren
Priester Marcel De Meyer bouwt al ruim een kwarteeuw aan een multiculturele kerk in Gent die openstaat voor iedereen
De Sint-Antonius-van-Paduakerk aan de Forelstraat in Gent ontpopte zich de afgelopen jaren als regenboogkerk, een kerk waar christenen van buitenlandse herkomst samenkomen om te vieren en gemeenschap te vormen. Dat is vooral te danken aan priester Marcel De Meyer (76) die zich in de kleurrijke kerk al meer dan een kwarteeuw thuis voelt.
– Was het uw droom priester te zijn in een multiculturele gemeenschap?
Helemaal niet. Ik had wat men noemt een late roeping. Als student in een wetenschappelijke richting was ik voorbestemd om ingenieur te worden. Gelukkig draaide het anders uit. Ik ben iemand die graag onder mensen vertoeft. Daarom volgde ik een opleiding tot regent. Na een jaar lesgeven besloot ik alsnog naar het seminarie te trekken. Ik was toen 21. Als jongere begeleidde ik vakantiekampen van de christelijke mutualiteiten. De aalmoezeniers maakten toen diepe indruk op me. Dat speelt ongetwijfeld een rol in mijn beslissing om voor priester te studeren. Ik droomde ervan als missionaris te werken in Latijns-Amerika. Wegens familiale omstandigheden bleef ik echter in België en kwam ik terecht in Zwijnaarde en later in de Brugse Poort.
– Hoe beleefde u uw eerste jaren als priester in een Vlaamse parochie?
In Zwijnaarde, mijn eerste post, was ik vier jaar onderpastoor. In 1974 kwam ik terecht in de Brugse Poort waar ik achttien jaar bleef. Het contrast was groot. Ik had er vooral contact met gastarbeiders voor wie ik probeerde iets te betekenen. Ik voel me altijd al verwant met mensen aan de rand van de samenleving, vooral met hen die in armoede leven en onrecht worden aangedaan. Dat komt wellicht omdat ik zelf uit een familie kom die het niet breed had. Los daarvan is ten dienste staan van de allerarmsten, de zwaksten en zij die uitgestoten worden en geen plaats in de samenleving krijgen, de echte uitdaging voor iedere christen. Wil ze het evangelie radicaal beleven, dient de Kerk zich open te stellen voor de wereld en diens problemen. Met navelstaren raken we niet ver.
– Dat openstellen mogen we in uw geval ook letterlijk nemen?
Absoluut. Nadat ik in 1992 werd aangesteld in de Sint-Antoniusparochie, werd ik vrij vlug geconfronteerd met de vluchtelingenproblematiek. Ik trok me het lot van mensen zonder papieren zeer aan. Dat leidde ertoe dat ik in 1999, bij de eerste zogenoemde asielcrisis, besloot de deuren van de kerk open te stellen. Toen waren het vooral asielzoekers uit Congo en Algerije. Ook in 2003 en 2006 konden mensen zonder papieren terecht in de Regenboogkerk. In 2006 was dat zelfs gedurende zes maanden, dag en nacht.
– Welke invloed had dat op de liturgische vieringen?
Sommige asielzoekers kwamen naar de vieringen, maar ze vonden onze stijl veeleer saai en waren verbaasd dat de parochianen na afloop meteen naar huis terugkeerden. Van ontmoeting was er toen nog geen sprake. Om de vieringen levendiger te maken, werd een Afrikaans koor opgericht. Kort daarop volgde een maandelijkse eucharistieviering voor de Afrikanen. Later kwam daar de Filipijnse gemeenschap bij.
Aanvankelijk vierde elke gemeenschap afzonderlijk eucharistie, ook de Vlamingen. Om echter de wederzijdse integratie te bevorderen, besloten we na enkele jaren wekelijks op zondag een multiculturele viering te organiseren en dat werkt tot op vandaag nog altijd. Na elke viering eten de aanwezigen samen. Aanvankelijk gebeurde dat in de kleine parochiezaal naast de kerk. Toen die na verloop van tijd te klein werd, verhuisden we naar een zijbeuk van de kerk waar tafels en stoelen staan. De aanvankelijke ‘bivakkeuken’ inde kerk groeide uit tot een ‘volwaardige’ kookruimte. Iedere gemeenschap had aanvankelijk een eigen kookploeg. De jongste drie jaar worden de maaltijden echter bereid door een Afro-Vlaamse kookploeg. De Spaanstalige Latinogemeenschap heeft nog als enige een afzonderlijke viering.
– Sinds enkele jaren komen ook daklozen op zondag naar de kerk. Hoe ervaart u dat?
Dat is niet altijd makkelijk. De groep wordt almaar groter, maar mensen weigeren, staat niet in mijn woordenboek. De meeste daklozen komen uitsluitend voor de maaltijd, omdat ze op zondag doorgaans nergens anders terechtkunnen. Daar heb ik geen moeite mee, tenzij de liturgie wordt verstoord. Aangezien een multiculturele viering makkelijk uitloopt, sluiten we na de offerande even de kerkdeuren. Dat is tegen mijn principes, want de deuren van de kerk staan dagelijks open, maar het werkt. Ik hoop dat die manier van Kerk-zijn nog lang blijft voortbestaan.