Spelen met de tijd
”Het is een vast ritueel geworden. Twee keer per jaar laait in de media het debat op over de overschakeling van zomer- naar wintertijd en weer terug. Geleerde professoren komen dan vertellen hoe schadelijk die tijdssprongen zijn voor kinderen en bejaarden, landbouwers klagen over aanpassingsproblemen voor hun koeien, lezersbrieven in kranten zijn heel erg voor of heel erg tegen het winter- of zomeruur. Uiteindelijk wordt de klok toch een uur vooruit- of teruggedraaid en valt het hele debat weer een half jaar stil.
De voorbije maanden was het debat heftiger dan ooit. Dat hebben we te danken aan het Europees Parlement en de Europese Commissie. Onze klok valt immers onder Europese regels. Die bepalen de tijdzones in Europa en de halfjaarlijkse overschakeling tussen winter- en zomertijd op de laatste zondag van maart en de laatste zondag van oktober. Dit weekend is het dus weer zover.
In februari van dit jaar vroeg het Europees Parlement aan de Europese Commissie om die regeling grondig te evalueren. De commissie wilde weten wat de burgers willen en organiseerde afgelopen zomer een grote openbare raadpleging waaraan meer dan 4,6 miljoen Europeanen deelnamen, een absoluut record in de geschiedenis van de Europese Unie. Liefst 84 procent van de deelnemers kiest voor een permanente zomertijd en dus voor de afschaffing van de wintertijd.
Daarop begon in heel Europa het gekrakeel tussen voor- en tegenstanders. Experts wezen erop dat het zomeruur (in onze contreien) twee uur afwijkt van de zonnestand. Premier Charles Michel wil de Belgische bevolking inspraak geven, maar niet via een officieel referendum, en liefst samen met de Nederlanders en de Luxemburgers. Dat zijn immers landen die in dezelfde tijdzone zitten als België. Dat geldt trouwens voor heel wat Europese landen en daar wringt de schoen. Als lidstaten zelf gaan bepalen welke tijd [node:field_streamers:0] ze hanteren, liggen al die landen daarna nog steeds in dezelfde zone? Of gaan sommige landen wel nog twee keer per jaar de klok verzetten en andere niet? Dat zou een recept voor chaos zijn.
Waar het debat ook landt, het zal nooit voor iedereen bevredigend zijn. Vroege vogels willen vooral ’s ochtends licht, anderen houden meer van lange avonden. Dat is doorgaans meer een kwestie van persoonlijke voorkeur dan van wetenschappelijk onomstotelijke feiten.
In het hevige debat wordt vaak vergeten dat sommige tijdsindelingen door de mens zijn uitgevonden, maar dat andere door de stand van de hemellichamen worden bepaald. Een etmaal is de tijd die de aarde nodig heeft om één keer rond haar as te draaien. Een maand is (ongeveer) de tijd die nodig is voor een volledige maancyclus. En een jaar is de tijd die de aarde nodig heeft om één keer rond de zon te draaien. Al de rest is door de mens bedacht: uren, minuten, seconden, de indeling van de klok waarbij we de middag 12 uur noemen. Dat er 24 uren in een dag zijn, of 60 minuten in een uur, is niets meer dan een afspraak. Evengoed had men de dag in 10 of 20 uren kunnen indelen, of een uur in honderd minuten.
Ook het winter- en zomeruur zijn menselijke bedenksels, die afwijken van de stand van de zon. Men kan daar dus voor of tegen zijn, er zijn geen doorslaggevende argumenten. Als men één van beide wil afschaffen, moet men opnieuw een menselijke keuze maken, de natuur legt ons wat dat betreft niets op.
Fervente voorstanders van permanente winter- of zomertijd vergeten wel eens dat de dagen in de winter hoe dan ook kort zijn, welke klok men ook hanteert. Of de politieke verantwoordelijken finaal tot een akkoord komen, valt nog te bezien. Feit is dat geen enkel systeem ook maar één uur kan toevoegen aan ons leven. Belangrijker dan te spelen met de tijd is hem goed te benutten.”
Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be